Koren en kaf op de dorsvloer van de kerk
Het jarenlange onderzoek van ds. J. B. ten Hove, hervormd predikant in Veenendaal, over een aspect uit de werken van Augustinus is afgerond met een waardevolle dissertatie. Het onderwerp is wezenlijk voor het christendom: koren en kaf.
Voor Augustinus was de gelijkenis over koren en kaf op de dorsvloer van belang: hij noemde zichzelf een man van de dorsvloer van Christus. In zijn werken had de dorsvloer betrekking op twee gebieden, namelijk op de kerk en op het laatste oordeel. Wat het eerste betreft: de kerkvader heeft veel aandacht besteed aan diverse stromingen of groepen die zich hadden losgemaakt van de katholieke kerk of er niet bij wilden behoren. Concreet gaat het over de donatisten, de manicheeërs, de pelagianen en de Joden.
Zuivere kerk
De rode lijn die door Augustinus’ geschriften over dit onderwerp loopt, is dat er buiten de katholieke kerk geen zaligheid is. Alle mensen die daarbuiten zijn, behoren bij het kaf.
Het deed hem veel dat er zo velen waren die zich van de katholieke kerk hadden losgemaakt. De donatisten vormden een omvangrijke tegenkerk, die volgens henzelf uit geheiligden bestond. Augustinus distantieerde zich van de gedachte dat er een zuivere kerk in een zondige wereld zou kunnen bestaan. De kerk bestaat uit zondaren en geheiligden, koren en kaf. Vanuit hun opvatting legden de donatisten sterk de nadruk op een zuivere levenswandel. Zij keken op veel christenen neer. Augustinus moest vooral na zijn bisschopswijding, toen hij met de dagelijkse pastorale praktijk te maken kreeg, constateren dat veel christenen inderdaad een slordig leven leidden. Toch was dit feit geen reden om zich van de kerk af te scheiden.
Hoewel de kerkvader in zijn polemiek met de manicheeërs en de pelagianen andere accenten legde, bleef het refrein hetzelfde: afscheiden van de katholieke kerk is een zonde. Dan word je als kaf van de dorsvloer weggeblazen. In plaats van je af te scheiden van de kerk vanwege het verkeerde gedrag van veel van haar leden, is het plicht om de medemensen te verdragen en om hen te wijzen op de noodzaak om hun levenswandel te veranderen. Overigens realiseerde Augustinus zich goed dat het niet alleen om de levenswandel ging. Als mensen bij het koren mogen behoren, is dat alleen genade. Alle mensen zijn door hun afkomst van Adam zondig en daarom geeft de kerkvader „het volle pond aan het genadekarakter van de verandering ten goede”, aldus ds. Ten Hove.
Kaf en koren zijn ook te vinden binnen de katholieke kerk. Tot het kaf klonk de indringende oproep tot bekering. Augustinus waarschuwde het koren niet op zijn lauweren te rusten. Geestelijke groei was nodig, evenals de ontwikkeling van een geestelijke fijngevoeligheid ten aanzien van zonden en verleidingen. Er was voor het koren ook geen enkele reden voor zelfverheffing. Voordat het koren was, behoorde het immers ook tot het kaf.
Joden
Tal van andere belangrijke aspecten komen in het boek ter sprake, zoals de plaats van de Joden in het kader van de dorsvloergelijkenis, de predestinatie, het onderscheid tussen zijn en wezen, de aandacht voor het innerlijk, enz. Ds. Ten Hove gebruikt in relatie tot koren en kaf de begrippen ”reeds” en ”voorlopig”. Mensen behoren van nature tijdens hun leven ”reeds” bij het kaf. Toch is dit ”voorlopig”: er is hoop op verandering ten goede. Dat was de boodschap die Augustinus zijn luisteraars aan het hart legde.
Al lezend kom je onder de indruk van de grondigheid waarmee de onderzoeker te werk is gegaan. Via zoekopdrachten kon hij 102 homiletische en 50 niet-homiletische werken traceren die van belang waren voor zijn studie. De vele noten bevatten (uitgebreide) Latijnse citaten uit de geraadpleegde geschriften. Ook de lijst met titels van secundaire bronnen is indrukwekkend: die beslaat 19 (!) pagina’s.
Overlappingen
Het doen van onderzoek wordt gevolgd door de fase van het beschrijven van die resultaten. Ook bij het schrijven is ds. Ten Hove zorgvuldig te werk gegaan. Onderdelen worden afgesloten met een deelconclusie; 25 in totaal. Daarnaast is aan het slot van zes hoofdstukken een conclusie te lezen. Hoofdstuk 8 bestaat uit 18 pagina’s waarin 25 eindconclusies worden beschreven. Omdat de conclusies ook deels samenvattingen zijn, zijn er nogal wat overlappingen te lezen.
Ter illustratie: het gebeuren rond Felicia, die vanuit de donatistische kerk naar de katholieke overstapte, komt drie keer ter sprake. De eerste keer als resultaat van het onderzoek, vervolgens in de deelconclusie en ten slotte in de eindconclusie van hoofdstuk 4.
Herhalingen komen ook voor omdat per hoofdstuk vanuit een bepaalde invalshoek uit de 152 bronnen zaken worden geanalyseerd die te maken hebben met de dorsvloergelijkenis. Die hebben dan betrekking op bijvoorbeeld de controverse met de pelagianen en manicheeërs. Ds. Ten Hove schrijft dat er in de bronnen van Augustinus een aantal keren een „herhaling van zetten” voorkomt. Dat is eveneens het geval met deze studie.
Eenvoudig boekje
Op bladzijde 261 schrijft ds. Ten Hove dat Augustinus een bepaald thema in een eenvoudig boekje voor gewone gemeenteleden aan de orde stelde. Is het een optie dat ds. Ten Hove dit voorbeeld van zijn ‘held’ volgt door zijn belangwekkende onderzoeksresultaten in een eenvoudig boekje weer te geven? Er is namelijk veel te leren uit zijn proefschrift, ook voor deze tijd.
Koren en kaf op de dorsvloer. De kerk in het licht van het laatste oordeel. Een onderzoek naar de Area als metafoor voor de Ecclesia bij Augustinus, J. B. ten Hove; uitg. Labarum; 604 blz.; € 39,95