Ook digitaal onderwijs vereist hoog ideaal
Onverwachts kreeg de digitalisering in het onderwijs een impuls: in rap tempo gingen scholen tijdens de lockdown over op afstandsonderwijs. Digitale innovatie lijkt de oplossing voor allerlei onderwijsproblemen. Juist dan is het echter belangrijk om het onderwijsideaal scherp te houden.
Ontwikkelingen kunnen snel gaan. Vijftien jaar geleden discussieerden sommige schoolbesturen nog over het gebruik van dia’s of video’s in de klas. Inmiddels maken leraren gebruik van programma’s als Teams en Zoom om in coronatijd les te geven. Op internetsites als YouTube zoeken ze beeldmateriaal voor hun lessen. Geen verkeerd woord over die inspanningen: docenten hebben hard gewerkt om in crisistijd goed onderwijs te verzorgen.
Magisch
Hiermee is echter niet gezegd dat er een digitale vernieuwing heeft plaatsgevonden. Vernieuwing, zeker als die innovatie heet, lijkt een magisch begrip dat de hoge kwaliteit van het onderwijs moet aantonen: een innoverende school is bij de tijd.
Het jaarlijkse onderzoek naar de beste scholen, uitgevoerd door weekblad Elsevier, liet echter vlak voor de coronacrisis zien dat vernieuwingen lang niet altijd leiden tot beter onderwijs. Al is er op zo’n onderzoek best iets af te dingen, het toont aan dat boekloze vakken, iPads en schoolreizen naar verre oorden de school wel leuker, maar niet per definitie beter maken.
Digitalisering scoort als onderwijsvernieuwing hoog. Digitale media zijn immers niet meer weg te denken uit de samenleving. Leraren maakten er bij de overschakeling naar afstandsonderwijs dankbaar gebruik van. Daarmee waren ze vernieuwend bezig; voor veel docenten betekende de nieuwe digitale werkelijkheid zelfs een grote stap buiten hun comfortzone. Ze leerden in korte tijd werken met Teams en ontdekten nieuwe mogelijkheden van online toetsing en het volgen van de prestaties van leerlingen.
Het is echter te snel om te suggereren dat deze vernieuwing beter onderwijs oplevert. Die vraag is alleen te beantwoorden vanuit het ideaal van onderwijs: waar doe je het als leraar voor? Om te voorkomen dat scholen te gemakkelijk meedeinen op de golven van een volgende onderwijsvernieuwing is het belangrijk om het ideaal scherp te houden.
Richtingsbesef
Het ideaal van christelijk onderwijs is leerlingen vormen voor het leven -leven met God bovenal- en daarmee ook voor het innemen van een plek in de samenleving. In het onderwijs is kwalificatie daarom belangrijk: zonder gedegen kennis komen leerlingen in een moderne maatschappij niet ver.
De afgelopen jaren heeft echter ook de vormingstaak van de school opnieuw veel aandacht gekregen. In onderwijsdiscussies valt veelvuldig het woord persoonsvorming. Vanuit de overheid ligt het accent vooral op burgerschapsvorming, maar scholen kunnen die vorming breder opvatten. Vanuit een christelijk ideaal geformuleerd: wie wil je als mens zijn, levend voor Gods aangezicht en staande in deze wereld? Vorming staat daarom niet voor niets hoog in het christelijke onderwijsideaal. Om de bekende orthopedagoog Wim ter Horst te citeren: Als leerlingen later alle kennis kwijt zijn, moeten ze richtingsbesef hebben overgehouden.
Vakkennis
Wat is de oogst van afstandsonderwijs tot nu toe, in het licht van dit ideaal? De praktijk laat zien dat leraren wel degelijk doelen kunnen behalen. Zo geeft online toetsing bij een vak als wiskunde goed inzicht in de prestaties van leerlingen. Via Teams kunnen leraren instructie geven aan leerlingen en hen aanzetten tot zelfstudie. Opvallend is echter dat al deze doelen in de sfeer van kwalificatie liggen: leraren werken aan de vakkennis van leerlingen. Of leerlingen er vervolgens zelf mee aan de slag gaan, is al moeilijker na te gaan. Het digitale oog van de leraar reikt nu eenmaal minder ver dan zijn waarneming bij een fysieke ontmoeting. Daarnaast laat bijvoorbeeld een digitale Bijbelvertelling of geschiedenisles zien dat je als leraar meer wilt dan informatie zenden. Die schoolgebouwen zijn er blijkbaar niet voor niets: ze bieden ruimte voor een leer- en leefgemeenschap van leraren en leerlingen.
Gemist
Het noodgedwongen experiment van afstandsonderwijs maakt duidelijk dat bepaalde dingen wellicht anders kunnen. Maar biedt het ook ruimte aan de vormende taak van het onderwijs? Het antwoord vraagt om enige voorzichtigheid: de algemene indruk is dat scholen hiermee weinig geëxperimenteerd hebben. Of, en zo ja: hoe, vorming op afstand kan plaatsvinden, is een belangrijk punt voor de evaluatie van onderwijs in coronatijd. Laten scholen hierin investeren, niet alleen door intern het gesprek te voeren, maar door ook leerlingen en studenten te bevragen, en niet te vergeten: hun ouders. Hoe ervaren zij de vormingskant van onderwijs in veranderde omstandigheden? En als vorming onder druk staat: wat hebben ze dan op dit gebied gemist?
Ook als digitaal qua vorming meer mogelijk zou zijn dan tot dusver is gebleken, blijft staan dat de ontmoeting tussen leraar en leerling essentieel is. Leraren zijn niet alleen coaches of instructeurs; ze zijn gidsen die hun leerlingen wegwijs maken in deze wereld. En vooral zijn ze gids naar Gods komende koninkrijk. Vanuit het perspectief van het ideaal van christelijk onderwijs is er daarom alle reden om voorzichtig te zijn met de invoering van een digitale vernieuwingsagenda.
Onderwijsideaal
De vraag naar het onderwijsideaal is ook voor de korte termijn belangrijk. Het lijkt erop dat scholen voorlopig vastzitten aan de anderhalvemeterregel; al is die voor leerlingen die buiten schooltijd toch samen mogen spelen nogal onzinnig. Waarschijnlijk blijft de onderwijstijd op school beperkt. Dan is het belangrijk om het onderwijsideaal scherp te houden: er is meer dan kwalificatie. Als vorming langs digitale weg problematisch is, zal deze opdracht op school gestalte moeten krijgen in de kostbare tijd die leraren dan hebben. Ook als leerlingen veel kennis die ze op school vergaarden kwijt zijn, moeten ze immers richtingsbesef hebben overgehouden.
Het mooie van het experiment van afstandsonderwijs is dat leraren de gelegenheid kregen om even afstand te nemen van hun gewone patroon. Hopelijk leidt het niet alleen tot nieuwe inzichten, maar tevens tot versterking van het persoonlijke onderwijsideaal; of dit nu fysiek of digitaal gestalte krijgt. Dat is pas echt een innovatie.