Hoogleraren: vrijhandelsverdrag CETA in strijd met grondwet
Het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en Canada (CETA) is in strijd met de grondwet. Dat stellen meerdere hoogleraren, advocaten en juristen. Zij hebben een open brief geschreven naar de Eerste Kamer, die zich momenteel over het verdrag buigt.
In februari loodste het kabinet het verdrag moeizaam door de Tweede Kamer, met 72 stemmen voor en 69 tegen. Een meerderheid in de Eerste Kamer leek ver weg totdat de PvdA vorige maand positief reageerde op een Frans-Nederlands initiatief om handelsakkoorden ‘groener’ te maken.
De rechtsgeleerden maken bezwaar tegen het voor CETA in het leven geroepen internationale arbitragehof. Dat is volgens hen een „onnodig parallel rechtssysteem ter bescherming van de belangen van buitenlandse investeerders en in strijd met de grondwet waarin bepaald is dat Nederlandse rechters in dergelijke kwesties bevoegd zijn.” Ook waarschuwen de ondertekenenaars voor de overdracht van wetgevende bevoegdheden aan ambtelijke CETA-werkgroepen en de „boterzachte milieubepalingen”.
Maatschappelijke organisaties, waaronder Milieudefensie, zijn blij met de brief. „Deze brief is een niet te negeren signaal voor de Eerste Kamer. Mensen die dagelijks te maken hebben met de theorie en praktijk van het recht, waarschuwen dat met CETA te veel rechten aan bedrijven worden gegeven”, zegt directeur Donald Pols van Milieudefensie. „De beslissende stem ligt nu bij de PvdA-fractie. Het zou onbegrijpelijk zijn als de PvdA voor stemt en zo de macht van multinationals verder vergroot, ten koste van klimaat, dierenwelzijn en werknemers.”
De brief is ondertekend door ongeveer dertig hoogleraren, advocaten en juristen, onder wie strafrechtadvocaat Bénedicte Ficq en hoogleraar staatsrecht Jerfi Uzman van de Universiteit van Utrecht.