Woensdag besluit over aanklacht in moordzaak Olof Palme
Meer dan 34 jaar na de nog steeds onopgeloste moord op de Zweedse premier Olof Palme zullen de onderzoekers woensdag bekendmaken of iemand al dan niet in staat van beschuldiging wordt gesteld. Dat hebben het Zweedse Openbaar Ministerie en de politie vrijdag bekendgemaakt.
De hoofdaanklager Krister Petersson zal dat samen met het hoofd van het onderzoek Hans Melander tijdens een gezamenlijke onlinepersconferentie bekendmaken.
De sociaaldemocraat Palme werd op 28 februari 1986 in het bijzijn van zijn vrouw op straat vermoord na een bezoek aan een bioscoop in Stockholm. In 1989 leek de moord opgelost, toen een 42-jarige Zweed ervoor werd veroordeeld, maar die werd in hoger beroep weer vrijgesproken.
Meer dan 10.0000 mensen zijn ondervraagd in de zaak. In de loop der jaren hebben meer dan 130 mensen de verantwoordelijkheid voor de moord opgeëist. De zaakdossiers nemen 250 meter plankruimte in beslag. Onderzoekers verdachten onder meer de Koerdische Arbeiderspartij PKK, het Zweedse leger, de Zweedse politie en de Zuid-Afrikaanse geheime dienst van betrokkenheid bij de moord.
Half februari kondigde officier van justitie Petersson aan, verwijzend naar nieuwe aanknopingspunten, dat hij hoopte tegen de zomer te kunnen vertellen wat er in de nacht van de moord is gebeurd en wie er verantwoordelijk voor is. Hij zei in een misdaadprogramma dat hij ofwel een aanklacht zou indienen ofwel het vooronderzoek zou stopzetten voor het einde van 2020.
Deskundigen en Zweedse media hebben de afgelopen maanden gesuggereerd dat het meest waarschijnlijke scenario is dat de zaak wordt gesloten, omdat de hoofdverdachten over wie de afgelopen jaren in de media is gespeculeerd allemaal dood zijn.
Palme stond bekend als een groot redenaar. Hij was een controversieel figuur die Washington woedend maakte met zijn kritiek op de Amerikaanse oorlog in Vietnam. Hij steunde ook de communistische regeringen in Cuba en Nicaragua en sprak zich uit tegen apartheid en kernenergie.