„Misdaadbestrijding verbeterd”
Een man van de straat, noemt hij zichzelf. Dus niet het denkwerk, maar het straatwerk zal hoofdcommissaris Joop van Riessen het meest gaan missen als hij woensdag het Amsterdamse korps verlaat. Ruim veertig jaar werkte hij bij de politie. In die tijd is het beter gegaan met de bestrijding van de misdaad, vindt hij. „Ik ben heel positief, en dat is niet relativerend.”
Begin dit jaar trok Van Riessen samen met korpschef Kuiper nog ten strijde tegen Den Haag. Het openbaar ministerie staarde zich blind op opsporing, meenden zij. Het OM nam ”tegenhouden”, een strategie bedacht door Van Riessen om het criminelen zo moeilijk mogelijk te maken, niet serieus.
„In Den Haag is absoluut vooruitgang geboekt in de bewustwording over veiligheid”, zegt Van Riessen achteraf. „Veel politieke beslissingen zijn daarop geënt.” Want de politiek is verantwoordelijk voor de mate van criminaliteit, vindt de scheidende hoofdcommissaris. „Als de politiek om privacyredenen niet wil toestaan dat bij criminelen DNA wordt afgenomen, moet ze ook aan de burgers uitleggen waarom verslaafden vrijuit over straat kunnen lopen. De consequentie van dit beleid is dat er een bepaalde hoeveelheid criminaliteit zal zijn in de samenleving. Het is te gemakkelijk om te zeggen: De politie moet het maar oplossen.”
Nog lang niet alles is ingevuld, vindt Van Riessen. Hij lanceerde jaren geleden ideeën waar nu pas aan wordt gewerkt, zoals het onderbrengen van drugsverslaafden in zorgboerderijen of het omkeren van de bewijslast voor criminelen. In 2000 riep hij al dat vermogende criminelen zelf moeten aantonen dat ze hun fortuin op legale wijze hebben verkregen. Kortgeleden heeft de Haagse politiek de eerste stappen gezet richting zo’n wet.
„Natuurlijk, ik vind dat het morgen moet gebeuren”, zegt Van Riessen. „Maar als iets goed is, druppelt het toch door. De kunst is: Hoe houd je het onder de aandacht?” Soms zijn ’explosies’ nodig, erkent Van Riessen. „Je zoekt wel de confrontatie op en meestal gebeurt het onbewust. Het is geen tactiek. Soms werkt het, want ik wil dingen bewegen. Ik wil niet dat ik over vijf jaar met een rollator voor het raam zit en zie dat ze met ”tegenhouden” bezig zijn en dat ik dan zal denken: Nou, nou, dat werd tijd.”
”Tegenhouden” is bijna een synoniem voor Van Riessen binnen de Amsterdamse politie. „Geef ze geen rust, die criminelen. Zoals die mijnheer H., wiens rijbewijs is afgenomen. Komt-ie op het politiebureau en zegt-ie: „Nou, jongens, ik moet nu op de fiets, word ik binnenkort afgeschoten.” Dan bereik je wat je wilt bereiken. Nou ja, niet dat hij wordt doodgeschoten natuurlijk.”
Van Riessen dacht er nog niet aan om „de wereld te verbeteren”, toen hij in 1965 als jonge inspecteur bij de Amsterdamse politie in dienst trad. „Ik was niet zo bezig met de omgeving. Ik was best naïef. In die roerige jaren ’60 was er een harde politiecultuur, waarin je als agent moest overleven. Het was een jungle met grootschalige politieoptredens. De politie had niet zo veel op met burgers.”
Naarmate hij opklom binnen de politie maakte hij een omslag mee: naar een korps dat in de jaren ’80 meer in de maatschappij begon te staan en het contact met burgers opzocht. De introductie van buurtregisseurs en wijkteams. In die tijd schonk de Amsterdamse politie ook meer aandacht aan de integriteit binnen het eigen korps, iets waar Van Riessen de verantwoording voor kreeg.
Politiepersoneel dat over de schreef ging, werd streng aangepakt. Talloze agenten moesten het veld ruimen omdat ze bijvoorbeeld xtc hadden gebruikt. „Binnen een korps van 6000 mensen gaan ook wel eens dingen mis. Organisaties die roepen dat er niets mis is, hebben het bij het verkeerde eind. Er zijn echter ook grijze gebieden. Maar een jointje roken, dat geeft een heel slecht beeld. En ook zichtbare piercings mogen niet.”
Van Riessen zegt zelf nooit een jointje te hebben gerookt. „Ik heb ze wel veel in handen gehad.” Alleen om zijn rijgedrag is de hoofdcommissaris wel eens bekeurd door een collega. Kortgeleden rende de commissaris nog achter een berover aan die iemand had neergestoken. „Hijgend, dat wel.”
Van Riessen was altijd veel aan het front van het politiewerk te vinden, zoals bij de Bijlmerramp, een broeierige herdenking van de door een politieman doodgeschoten Marokkaan Arbib en bij het onderzoek naar de liquidatie van vastgoedhandelaar Endstra. Dit werk zou hij nog jaren willen doen. „Ik zeg vaak: Ik ga naar de jongens toe. Je bent de baas, maar je bent ook maat van ze.”
Helemaal weg van „de jongens” gaat hij niet. Per 1 oktober wordt Van Riessen sectordirecteur Veiligheid bij het COT, het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in Den Haag.