Kerkje spelen in Noord-Korea
Kerkje spelen op zondag. Voor kleine kinderen is het soms een spontane uitlaatklep na anderhalf uur stilzitten in de kerk. Er zijn landen waar ook volwassenen kerkje spelen. In Noord-Korea bijvoorbeeld. Maar het zou ook wel eens spelen met vuur kunnen zijn. Reden voor een groep christentoeristen om het spel heel serieus mee te spelen.
In Noord-Korea laat dictator Kim Yong Il zichzelf en zijn in 1994 overleden vader Kim Il Sung als goden vereren. Voor oprechte en exclusieve aanbidding van de God van de Bijbel en Zijn Zoon Jezus Christus is dan ook geen plaats. Officiële cijfers -afkomstig van de Noord-Koreaanse autoriteiten- spreken desondanks van 12.000 christenen. Zij behoren tot de Koreaanse Christen Federatie, zeg maar de officiële kerk van Noord-Korea, die volledig onder de knoet van het atheïstische regime staat. De Bijbel die er wordt gebruikt bestaat enkel uit kaft, voor de inhoudt zorgen immers vader en zoon Kim, met hun Juche-ideologie (gericht op zelfvoorziening)- en Soryong-ideologie (gericht op verering van de grote leider). Langs die weg komt de heilstaat op aarde, om te beginnen in Korea. En daarom is ieder ander geloof overbodig en schadelijk. En wat schadelijk is moet worden uitgeroeid.
Maar zo gemakkelijk laat de Geest van de Opgestane Christus zich niet opzijschuiven. De ware kerk van Noord-Korea is weliswaar een lijdende kerk, waarvan de leden zich ondergronds schuil houden, of in strafkampen hun leven slijten. Maar schattingen over hun aantal gaan die officiële 12.000 vele malen te boven. Zuid-Koreaanse christenen spreken van „enkele honderdduizenden.” Volgens hen zitten er zo’n 100.000 van hen in strafkampen opgesloten.
Vraag je iemand in Noord-Korea naar de vrijheid van godsdienst, dan wordt die voluit bevestigd. Ook onze twee gidsen deden dat, al voegden ze er wel nadrukkelijk aan toe „de gebruiken en regels” van dit land het niet toestaan dat je zomaar je Bijbel ergens achterlaat.
Maar buitenlandse toeristen waarvan bekend is dat ze christenen zijn hoeven zich om hun eigen geestelijk welzijn geen zorgen te maken: zij kunnen op zondag ’gewoon’ naar de kerk, daar een preek horen en er zingen en bidden.
En zodoende zitten we op zondagochtend als christentoeristen in de kerk van de Koreaanse Christen Federatie. Die veelgeprezen godsdienstvrijheid mee te beleven. Maar over de ware gedaante van deze gemeente maken we ons geen illusies. Vooraf is ons door insiders verteld dat de kerk haar deuren opent zodra er buitenlandse gasten zijn. Keren die per trein of vliegtuig naar huis terug, dan gaan die deuren weer hermetisch dicht, en blijven ze dicht.
Met zo’n 300 mannen en vrouwen -jeugd is nergens te bekennen- zit de kerk zo goed als vol. Volgens ingewijden zijn ze tevoren van huis opgehaald om vandaag als ad-hocgemeente te fungeren. Aan alles is gedacht om de dienst zo levensecht mogelijk te maken. Voor in de kerk staat een zangkoor opgesteld, de dominee is gehuld in een heuse toga, en op onze kerkbanken liggen onvervalste Bijbels en zangbundels - zelfs de alomtegenwoordige portretjes van de twee Kims zijn hier achterwege gelaten.
Nadat de gasten uit Nederland aan „de gemeente” zijn voorgesteld, worden er de nodige liederen gezongen, waarna de predikant van wal steekt met zijn preek. Al die tijd wandelt een cameraman langs de banken om opnamen van de dienst en -vooral- van de gasten te maken. Buitengewoon ergerniswekkend, omdat zijn beelden straks wellicht als „tastbaar bewijs” zullen dienen voor het „feit” dat de kerk van Noord-Korea niets te verbergen heeft. Zelfs een groep Hollanders -zie de opnamen- heeft dat ervaren.
De dominee houdt op deze nazomerdag een kerstpreek, met als thema de engelenzang uit het Lukas-evangelie: Vrede op aarde! De kerkgangers zitten er tamelijk gelaten en onaangedaan bij, alsof ze dit al eerder hebben gehoord. En wat moet je met een preek waarin vrede enkel politieke vrede is, tussen de twee Korea’s, en waarin met geen woord wordt gerept over de vrede die Jezus in mensenharten wil geven.
De kerkdienst is al met al een bizarre ervaring. Buiten het gebouw, ergens weggescholen in de stad fluisteren op hetzelfde moment vast gelovige Noord-Koreanen hun bijbelteksten, altijd beducht voor onraad of verraad. En wij zitten hier kerkje te spelen; laten ons als welkome figuranten inpassen in het propagandaspel van de autoriteiten. Houdt de Heere ons niet voor dat we Zijn Naam niet ijdel zullen gebruiken? Wat hier gebeurt, is erger dan dat.
Al voor de dienst begon, hebben we als groep het plan opgevat om dit spelletje enigszins te verstoren door spreektijd te vragen en de opgetrommelde toehoorders te verrassen met een authentiek getuigenis. We kúnnen dat doen, omdat een van onze reisgenoten een Koreaans sprekende vrouw is. Ze zat jarenlang met haar man als zendelinge in Zuid-Korea.
Vooraf is met de predikant het een en ander afgesproken, maar na de dienst lijkt hij alles vergeten en worden we door hem en de gemeente vrolijk uitgezwaaid. Of we maar willen vertrekken. Maar zo gemakkelijk laten we ons niet de deur wijzen. Was hij het echt vergeten? Enigszins geïrriteerd laat de voorganger zich corrigeren, en nodigt ons alsnog uit op het podium.
Even later klinkt in het Koreaans het lied ”Welk een vriend is onze Jezus”. Geen tekst over politieke vrede of kernwapens, maar over de betekenis van Jezus’ lijden en sterven voor mensen van vlees en bloed. Het persoonlijk getuigenis van onze reisgenote bestaat uit een aangrijpend levensverhaal over een vrouw die ondanks grote weerstand van haarzelf en haar omgeving tot persoonlijk geloof in Jezus kwam. We zien de gemeenteleden luisteren met gespitste oren. Weg zijn de doffe blikken. Zo’n openhartig persoonlijk relaas horen ze niet elke dag. Waarschijnlijk horen ze het voor het eerst van hun leven.
Maar als we even later weer buiten staan, dringen de vragen zich op. Wat zal de uitwerking van ons optreden zijn? Straks worden de gemeenteleden weer naar hun huizen teruggereden; hun optreden als ad-hocgemeente zit er weer op. Maar stel dat er iemand van hen door ons optreden is aangesproken? En waarom zou dat niet kunnen? Spelen met de dienst van God is immers spelen met vuur? Maar wat zouden wij voor zo iemand verder nog kunnen doen?
Veel tijd om daarover na te denken en te praten krijgen we niet. Want voordat de gemeenteleden naar buiten komen, moeten wij weg zijn. Onze gidsen wenken: gauw de bus in, we vertrekken.
Dit is het tweede verhaal in een serie reisverslagen uit Noord-Korea.