Overleg met overheid is goede weg voor kerken
De kerken kozen voor de Bijbelse grondhouding van het gehoorzamen van de overheid. Inperking van de godsdienstvrijheid was immers geen kernmotief voor haar optreden, maar de gezondheid van de inwoners.
Steeds meer wordt de verzuchting gehoord: wanneer mag ik weer naar de kerk? Daarin klinkt het gemis van het opgaan naar de kerk door. Een positief element. Terecht geeft mijn ambtsbroeder uit Urk in zijn artikel (RD 25-5) aan dat de kerkgang voor een christen wezenlijk is. Het geloof is niet iets voor achter de voordeur.
Door de besmettelijkheid van het coronavirus hebben de kerken hun verantwoordelijkheid begrepen en genomen. Massaal worden er onlinediensten gehouden. Van overheidswege was hierop ook aangedrongen. De kerkenraden gebruiken nu moderne communicatiemiddelen die men eerst niet of nauwelijks gebruikte of waartegen men bezwaren had. Men was zich bewust van de grote verantwoordelijkheid. Voorkomen moest worden dat door hun toedoen zich nieuwe besmettingen zouden voordoen.
Bij de versoepelingen die nu in gang worden gezet, ging van overheidswege de aandacht in eerste instantie niet naar de kerken uit. Helaas. De vitale rol van de kerken werd in toespraken van onze koning en minister-president zelfs niet genoemd. Deze pijn is op diverse manieren aangegeven.
In het constructieve overleg van de kerken met de minister van Justitie en Veiligheid, die ook verantwoordelijk is voor de Eredienst, is vanaf het eerste moment gepleit voor de instandhouding van de eredienst. Gerelateerd aan het uitgangspunt van een samenstelling ”zo klein als noodzakelijk wordt geacht”.
Maatwerk
Aan het recht om erediensten te houden, heeft de overheid niet getornd. In de sterk verslechterende situatie rond de corona-uitbraak hebben de kerken in dit overleg wel hun verantwoordelijkheid genomen. Maar bij de voorzichtige teruggang uit de lockdown hebben de kerken ook stevig stelling genomen. De minister riep op te blijven bij een minimale bezetting van vijf tot zes personen. De kerken vonden dit niet rechtvaardig, omdat bijvoorbeeld de horeca en concertzalen per 1 juni wel voor dertig personen mochten opengaan. Ze hebben dan ook aangegeven op dezelfde datum ook uit te gaan van dertig personen. Juridisch was dit recht al verankerd in de informatie van de Rijksvoorlichtingsdienst.
De vraag is echter waarop de getallen dertig (1 juni) en honderd (1 juli) gebaseerd zijn. Dit zijn algemene normen, niet afgeleid van concrete (kerk)situaties. Er is namelijk geen kerkgebouw gelijk. Vanuit de kerken is dan ook berekend dat de anderhalvemetersamenleving ruimte biedt voor ruim 20 procent van de kerkgangers. Nu dit percentage nog niet wordt gehanteerd, heeft de politiek in de achterliggende week terecht op meer maatwerk aangedrongen. Zonder een kerk met een andere (maatschappelijke) instelling te willen vergelijken, acht ik de kerkenraden bekwaam genoeg om voor het eigen kerkgebouw een indeling te maken die voldoet aan de RIVM-richtlijnen. In het opgestelde protocol is de omvang van het kerkgebouw een bepalende factor en is er ruimte voor differentiatie. Het is verder zeker aan te bevelen om de plaatselijke overheid van de door de kerkenraad genomen maatregelen in kennis te stellen.
Schuld
Over de juridische vraag of de scheiding van kerk en staat de overheid legitimeert om kerkdiensten te beperken of zelfs te verbieden, is het laatste woord nog niet gezegd. Laten wij ook als kerken hier de nuance blijven zoeken. Overigens moeten we wel voor ogen houden dat het zicht op de eigen aard en plaats van de kerk in onze samenleving steeds minder wordt. Naarmate de secularisatie toeneemt, zal dit alleen maar erger worden. De kerk wordt steeds meer vergeleken met een willekeurige (maatschappelijke) organisatie. Wat is de kerk eigenlijk? Wie spreekt er namens de kerk? Dat hier van de kant van de kerken (grote) schuld ligt, is evident. Werd het maar meer gezien en beleden en vooral in de binnenkamer doorleefd. Anderzijds is de grondwettelijke vrijheid om kerkdiensten te houden nog behouden. Daar heeft de overheid, zelfs in de zwaarste periode, rekening mee gehouden.
De kerken zullen onvermoeibaar en stevig aandacht blijven vragen voor de positie van de kerk, ook in de teruggang naar het zogenoemde nieuwe normaal. Daarbij is het (gelukkig) nog niet zover dat de kerkenraad zich moet afvragen of met een beroep op de scheiding van kerk en staat zelfgekozen wegen moeten worden bewandeld. Het mag ons voortdurend gebed wel zijn of het niet zover gaat komen. In de uitzonderlijke situatie van de wereldwijde pandemie is gekozen voor de Bijbelse grondhouding van het gehoorzamen van de overheid. Niet in de laatste plaats omdat inperking van de vrijheid van godsdienst voor de overheid geen kernmotief was en is voor haar optreden, maar de gezondheid voor haar inwoners.
De auteur is voorzitter van het deputaatschap Kerk en Overheid van de Gereformeerde Gemeenten.