„Straks is er alleen nog de evangelische solostem”
Evangelisch en reformatorisch: duel of duet? Die vraag stond dinsdag centraal op een symposium, belegd door de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk (GPW) van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Tijdens de forumdiscussie dinsdagavond klonk bezorgdheid over de identiteit van de CHE. „Horen we straks alleen nog de evangelische solostem?”
Aanleiding tot het symposium was, aldus de aankondiging, de „intensieve samenwerking” tussen de CHE, de Evangelische Theologische Hogeschool (ETH) in Veenendaal en de Evangelisch Theologische Faculteit (ETF) te Leuven (Heverlee) waar het gaat om de opleidingen GPW. Daarnaast vormde de bijeenkomst een van de activiteiten ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Edese hogeschool.
Vrij algemeen waren inleiders en deelnemers van gevoelen dat evangelischen en reformatorischen „veel van elkaar kunnen leren.” Zoals een student binnen een van de discussiegroepen het verwoordde: „Als we willen blijven overleven, zullen we elkaar vast moeten pakken.” Dr. P. Boersema (ETF), een van de drie inleiders dinsdagmiddag, wees op het gegeven dat waar sprake is van noodzaak, samenwerking vaak mogelijk blijkt. „Misschien hebben zendelingen en evangelisten dan toch een andere kijk op de mogelijkheden van samenwerking.” Kritiek klonk er echter ook. Forumlid ds. M. Golverdingen: „Tekenend voor de bijdragen van vandaag vind ik toch wel een duidelijke vlaag van optimisme. Is er wel écht sprake van een volledig duet?”
Persoonlijk wil ik graag „dankbaar gereformeerd” zijn, zei dr. J. Hoek (CHE) in zijn lezing, „maar dan wel in de volgorde: bijbels - en daarom gereformeerd. Vanuit die inzet beschouw ik de ontmoeting en samenwerking met evangelische broeders en zusters allereerst als een grote kans die in deze tijd meer dan vroeger geboden wordt. Deze kans slaat om in een bedreiging wanneer wij met elkaar niet meer weten wie we zijn en waar we voor staan, en dus ook niet wat we aan elkaar hebben. Wanneer het gereformeerde verzandt, verwatert of versteent, komen we in een grijze mist terecht.”
Juist op dit punt ligt er huiswerk voor de CHE, merkte forumlid drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, dinsdagavond op. „Ik zou dr. Hoek willen vragen er, binnen de kaders van het GPW, alles aan te doen om ervoor te zorgen dat de gereformeerde traditie voor de studenten een levende traditie blijft. Ik vraag me soms af of de hogeschool wel voldoende oog heeft voor de reformatorische studenten. Wat als bevruchtend zou moeten werken, leidt in de praktijk, bij terugkeer in de eigen gemeente, nogal eens tot spanningen.”
Ds. Golverdingen sloot zich daarbij aan, evenals J. H. Mauritz, directeur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. „Op praktische punten kan samenwerking tussen evangelisch en reformatorisch nodig zijn”, zei de predikant van de gereformeerde gemeente in Boskoop. „Maar ik heb de indruk dat de evangelische inbreng binnen de CHE wel heel duidelijk aan kracht heeft gewonnen. Staat het duet niet op het punt te verdwijnen? Horen we straks alleen nog de evangelische solostem? Er zijn op deze school ettelijke honderden studenten uit de reformatorische kerken. De inzet zou in elk geval moeten zijn om hen in te wijden in het gereformeerde erfgoed. Gebruik alle beschikbare middelen om zowel didactisch als pedagogisch het gereformeerde belijden voor jongeren te actualiseren.”
CHE-docent N. C. van der Voet wees vanuit de zaal op de andere kant van het verhaal. „Wat wij merken, is dat veel reformatorische studenten niet zo sterk in hun schoenen staan. Ze zingen vaak al vrij snel mee met hun evangelische medestudenten. Andersom gebeurt dat vrij weinig. Ik zou de reformatorische studenten daarom willen oproepen om toch vooral hun eigen accenten te laten horen.”
Een student: „Ik kom zelf uit een reformatorisch milieu, zit nu in het derde jaar van de ETF. Ik ben van plan dat wat ik hier meekrijg, mee terug te nemen naar mijn reformatorische achtergrond. Wat ik daar bijvoorbeeld heel erg mis, is aandacht voor zending, voor evangelisatie. Dat zijn denk ik dingen waarin we van elkaar kunnen leren.”
„Wat ik van de evangelischen geleerd heb”, voegde EO-voorzitter ds. A. van der Veer, die eveneens in het forum zat, daaraan toe, „is bidden. De plaats van het gebed in hun leven, het vragen naar de leiding van God in hun leven. Ik heb dat als erg verrijkend ervaren.”
Moeten we de strijdpunten niet binnenskamers houden? vroeg een deelneemster. „Zelf ben ik pas op mijn veertigste tot geloof gekomen, en zit nu in het laatste jaar van de ETH. Mijn vrienden en familieleden kennen God niet, en in Nederland zijn zo veel mensen die God niet kennen. Naar buiten kom je toch over als een duet? In Nederland is een groeiend aantal moslims die heel goed voor hun geloof kunnen uitkomen. Christenen kunnen dat vaak niet. Zij kennen Gods Woord vaak bijna niet meer.”
CHE-docent Anne Pals: „Ik hoor op school, in bezinningsgroepjes, soms prachtige liederen: Ik hou van jou, jij houdt van mij. Een heel fijne sfeer, maar: niets over het Woord. Moeten we het daarover niet eens stevig hebben met de evangelischen?”
Drs. Vergunst: „In de opleiding moet Gods Woord, in al zijn tegendraadsheid, zeker een plaats krijgen. Evenals de belijdenisgeschriften, en iets van de geschiedenis van de kerk. In die zin mag in het programma ook best iets tegendraads zitten.”
Ds. Golverdingen: „We moeten altijd proberen Gods Woord in te brengen in de cultuur waarin jongeren staan. Zij moeten kunnen zeggen: Hé, hij herkent mij. Maar vervolgens moeten we het Woord laten spreken. En als de Heilige Geest Zich daarbij voegt, zal dat ook in deze tijd Zijn kracht nog doen.”
Dr. Boersema (ETF) constateerde in zijn referaat dinsdagmiddag een „paradigmaverandering.” „Veel jongeren begrijpen niet meer waarover we het hebben. De verschillen tussen de geloofsbeleving van ouderen en jongeren zijn er mijns inziens niet, zoals vroeger, doordat de jonge generatie haar wilde haren nog niet kwijt is -ze komen vanzelf weer terug bij de kerk-, maar vanwege een paradigmaverandering, als gevolg van de ontwikkeling van het individualisme.” Hij bepleitte samenwerking, onder meer vanwege de noodzaak tot schaalvergroting. „Juist door de sterke veranderingen in cultuur en samenleving is onderzoek broodnodig. Dat kost tijd, en daarin hebben we elkaar nodig. Onze verscheidenheid kan enorm vruchtbaar werken.”
Drs. R. Holvast (ETH) daagde de reformatorische theologie uit, die volgens hem „te weinig beseft dat zij ook maar een door tijd en ruimte bepaalde theologie is. Een kostbare traditie, dat zeker. Maar reformatorische theologie neigt ertoe antwoorden te geven op de vragen van gisteren. De Schrift blijft dezelfde, maar onze context niet. De gevaarlijke nevenschikking in de uitdrukking Schrift en belijdenis suggereert, in elk geval gevoelsmatig, dat die twee van gelijke kwaliteit zijn. Ook suggereert zij dat de contexten gelijk blijven.”
Hij stelde „twee slotvragen.” Hoe gaan reformatorischen openbaringstheologie vormgeven in de 21e eeuw? En: Wordt het niet tijd voor nieuwe belijdenisgeschriften voor de 21e eeuw? „Dat is de uitdaging waar de reformatorische theologie voor staat. En als evangelischen willen we daarin graag adviseren.”