Bloemen van een ziekte
Titel:
”Bloemen van een ziekte. Extase en wanhoop als bron van cultuur”
Auteur: Marlies ter Borg
Uitgeverij: Damon, Budel, 2004
ISBN 90 5573 544 2
Pagina’s: 179
Prijs: € 14,90; Titel: ”Het cahier Lord George Gordon Byron. Bipolaire cahiers deel I”
Auteur: Ed Brand (samenst. en verantwoording tekstkeuze)
Uitgeverij: Candide/Wrede Veldt, Amsterdam, 2004; 125 blz.; € 12,50;
”Zonnen in de regen. Een vrolijk boek over depressie”, door Gwyneth Lewis; vert. Marian van der Ster; uitg. Nieuwezijds, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5712 175 1
Pagina’s: 255
Prijs: € 19,95.
In het hoofd van de schilder Vincent van Gogh verdrongen de ideeën zich als in een zwerm, bij de Engelse schrijfster Virginia Woolf borrelden zij op als zeepbellen en bij de Britse staatsman Winston Churchill gedroegen de ideeën zich als kogels van een mitrailleur. Alle drie leden ze aan wat we nu een bipolaire stoornis (manisch-depressieve ziekte) noemen.
De filosofe Marlies ter Borg (1948), zelf bipolair, denkt dat niet Aretaeus van Cappadocië (150-200 na Christus) maar Aristoteles (384 tot 322 voor Christus) het ziektebeeld als eerste heeft beschreven. En in de psalmen herkent ze passages die recht uit het hart van een depressief mens lijken te komen.
„Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen. Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders” (Psalm 6:7-8). Marlies ter Borg citeert in ”Bloemen van een ziekte. Extase en wanhoop als bron van cultuur” kriskras uit de literatuurgeschiedenis, stapt van de Schrift even gemakkelijk over op de ”Noordse dageraad” van Alexander Poesjkin (1799-1837), Ruslands beroemdste dichter: „Ik ontwaar niet waar ik heen moet:/ leeg is ’t hart, mijn geest is hol,/ mij beklemt met droeve weemoed/ ’s levens monotoon gesol.”
De schrijfster neemt het niet zo nauw met de historische volgorde, maar dat is geen enkel probleem. Depressies zijn van alle tijden. En de beklemming die de lectuur van dit soort teksten teweegbrengt, is urgent. Het bevestigt de ernst van de kwaal die artsen in antieke tijden melancholie noemden en die nu bipolaire stoornis heet.
Ter Borg schreef een waardevol, maar lang niet compleet boek. Ongenoemd blijft de bijbelse koning Saul, die in een Amerikaans psychiatrieboek vermeld staat als manisch-depressieve patiënt. Ook de Romeinse dichter Ovidius, die in ”Tristia” eindeloos klaagt over het gemis van de stad Rome, wordt overgeslagen. ”Bloemen van een ziekte” is bovendien niet foutloos. Zo zou de Amerikaanse dichteres Sylvia Plath (1932-1963) twee dochters hebben gehad, terwijl ze een dochter (Frieda) en een zoon (Nicholas) had. Theo van Gogh zou net als zijn broer Vincent aan depressies hebben geleden, wat slechts een deel van de waarheid is. Theo overleed aan de gevolgen van hersensyfilis. Hetzelfde geldt voor de filosoof Friedrich Nietzsche, die door de schrijfster als bipolair wordt opgevoerd. Nietzsches geestesverduistering wordt algemeen gezien als gevolg van dementia paralytica. De auteur verdedigt haar aanpak met de uitleg dat het haar bij de vermelde schrijvers er niet om gaat de juiste medische diagnose te stellen, maar hun beleving van depressie en manie weer te geven.
Herkenning
Deze kritiek laat onverlet dat Ter Borg een schitterend boek heeft geschreven dat bij veel patiënten met een bipolaire stoornis en hun familie herkenning oproept en hun troost biedt. Door het lezen van eeuwenoude woorden die precies bij jouw beleving aansluiten krijg je het gevoel dat depressie en manie geenszins modegrillen zijn. In haar boek toont de schrijfster overtuigend aan dat Aristoteles inderdaad alle symptomen heeft beschreven die bij bipolaire stoornis passen. Alleen zocht Aristoteles de verklaring in ophoping van zwarte gal, die tijdens de ziekte te warm (bij een manie) of te koud (bij een depressie) zou zijn. In de afgekoelde toestand van de gal (vergelijkbaar met wat nu hypomanie zou worden genoemd) kon een melancholicus tot creatieve prestaties komen. Volgens de Griekse wijsgeer waren vooral uitzonderlijke mannen in de politiek, kunsten, literatuur en filosofie melancholici. Het zat in hun natuur.
Terecht put de schrijfster uit het werk van Robert Burton, een Engelse don uit Oxford die in 1621 ”The Anatomy of Melancholy” publiceerde. Burton, evenals Ter Borg ervaringsdeskundige, had het zelfmoordmonster zelf in de ogen gezien. Hij propageerde sintjanskruid als medicijn bij melancholie. Wat Burton in zijn inleiding melancholie noemt is meer dan een depressie: „Als ik luchtkastelen bouw/ Vrij van verdriet en vrij van angst/ Mijzelf behagend met zoete wanen/ Lijkt de tijd voorbij te snellen.” Dat klinkt een tikje manisch, zou je zeggen. En dan volgt het refrein: „Hierbij verbleekt elke vreugd/ Niets zo zoet als melancholie.” En even verder: „Of ik nu stil zit of lopen ga/ Lijkt de tijd voorbij te kruipen…/ Hierbij is elk verdriet vrolijk./ Niets is zo triest als melancholie.” Ten slotte, wanhopig, haat hij het leven: „Lend me a halter or a knife” - geef me een strop of een mes.
Stemmingswisseling
”Bloemen van een ziekte” bevat genoeg bekendere voorbeelden van patiënten met een bipolaire stoornis waarbij de snelheid van denken gecombineerd met een juichstemming tijdens een manische episode -zoals bij Van Gogh, Woolf en Churchill- de tegenpool vormt van de sombere stemming en het bezwaard gemoed -zoals bij Ovidius en Poesjkin- tijdens een depressie. In het merendeel van de gevallen treden die stemmingswisselingen bij één en dezelfde persoon op. Het is, zoals de Duitse moeder van een schrijfster haar dochters stemmingswisselingen typeerde: „Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt.”
Tegenwoordig maken psychiaters onderscheid tussen de klassieke bipolaire stoornis, type I (met duidelijke manische episodes, met koopdrang, seksueel ontremd gedrag en hyperactiviteit, en depressieve episodes), en de lichtere bipolaire stoornis, type II, waarbij terugkerende depressies op de voorgrond staan, met heel soms een hypomane (licht manische) episode. De moderne behandeling van bipolaire stoornis is een stemmingsstabilisator, vooral lithium, met als tweede en derde keus carbamazepine en valproaat.
Tijdens een recent congres voor psychiaters in de Britse universiteitsstad Cambridge werd benadrukt dat patiënten met een bipolaire stoornis vooral veel last hebben van depressies en angsten. Bij veel patiënten is geregeld contact met de psychiater onontbeerlijk.
Een voorbeeld van een patiënt met bipolaire stoornis type I is George Gordon, in de geschiedenis bekend als de dichter Lord Byron (1788-1824). Byron was een rare kwibus. In Cambridge doet het verhaal de ronde dat Byron ooit naakt op de binnenplaats van Trinity College rende. In ”Het cahier Lord George Gordon Byron” wordt Byrons grillige en wispelturige leven uitgebreid beschreven. Behalve dat Byron behept was met een onrustige geest, gedroeg hij zich op het psychopathische af. Mogelijk zou zijn leven met lithium een stuk rustiger zijn verlopen.
Zwarte spin
Tot slot noem ik als voorbeeld van iemand uit onze tijd met een bipolaire stoornis type II de dichteres Gwyneth Lewis (1959), die net als Byron en Plath in Cambridge heeft gestudeerd. Sinds haar achttiende heeft ze drie depressies doorgemaakt. Lewis noteert in ”Zonnen in de regen” hoe een depressie vanbinnen voelt. De problemen begonnen tijdens haar eerste jaar in Cambridge, toen ze hallucinaties van een grote zwarte spin had. Na een jaar Harvard studeerde ze aan de Columbia University in New York, „de eenzaamste plek waar ze ooit was geweest”, waar ze begon te drinken. Terug in Engeland promoveerde ze in Oxford op Iolo Morganwg, een achttiende-eeuwse literaire vervalser uit Wales. Na haar laatste depressie, die in 1999 begon en ruim twee jaar duurde, gaat het goed met haar. Hoewel haar psychiater de diagnose depressie heeft gesteld, wijzen de symptomen die ze in haar boek aandraagt op een bipolaire stoornis type II. Met een stemmingsstabilisator is wellicht te voorkomen dat ze opnieuw terugvalt.