Heel Parijs binnen, behalve het uitschot
De coronacrisis zorgde in Parijs voor lege straten. Maar helemaal uitgestorven was het nooit. Tot de laatste mensen op straat behoorden de daklozen. Zij zijn er altijd.
Ineens: een klap, boze stemmen. Op de vloer ligt de inhoud van een vuilnisbak. Omver gesmeten door een boze gast.
„Kijk, dat bedoel ik nu”, zegt Michail met een kort knikje. De Kroaat vertelde juist dat het leven in de Parijse straten hem zwaar valt, onder meer vanwege de criminaliteit en agressie. Hij zwerft sinds zes weken door de stad en klopte voor een douche aan bij de daklozenopvang in de volkswijk Belleville.
De wachtruimte van de evangelische daklozenopvang in Belleville zit vol. Het is een woensdag, eind februari, en van coronamaatregelen is nog geen sprake. Zwervers wachten op hun beurt voor douche of kledingbank.
Staflid Eric Gelanor probeert de gemoederen te bedaren. Hij maakt de agressieve bezoeker resoluut duidelijk dat hij een grens is overgegaan en het pand moet verlaten. „Anders bel ik de politie”, verzekert hij. Daarop gaat de discussie buiten de deur nog een tijdje voort, nu ook in aanwezigheid van teamleider Pascal Vermes. De meeste gasten laten het rumoer gelaten over zich heen komen.
„Bij opvangcentra in Parijs doen ze altijd iets in de koffie voor de geestelijke gezondheid”, weet Fahid, uit Pakistan, te vertellen. Michail knikt: hij heeft dat ook gehoord. „Voor de rust in het hoofd.”
Liever dan de kopjes koffie met kalmerende middelen zou Fahid echter een dak boven zijn hoofd krijgen. „Ik ben ziek. In het ziekenhuis zeggen ze dat ik onderdak moet vinden. Maar dat krijg ik nergens.” Hij zegt een dochter en een vrouw in Pakistan te hebben. In Parijs hoopte hij een goed betaalde baan te vinden. Na ruim vijf jaar zwerft hij echter nog altijd rond op straat.
Buiten gaat de discussie met de boze bezoeker intussen nog geruime tijd door. De man stond naar eigen zeggen als eerste voor de deur, maar kreeg vervolgens van een medewerker nummertje vier om van de douche gebruik te mogen maken. Gelanor zucht als hij het pand weer binnenkomt. „Hij is nog steeds kwaad. Dit soort kleine dingen kan zomaar tot ontploffingen leiden.”
Spreuken
In de tussentijd vormt zich op Place Sainte Marthe, voor de deur van de eetzaal, een rij bezoekers voor het ontbijt. Teamleider Vermes staat bij de ingang en geeft iedereen een hand. De meeste gasten kent hij bij naam, velen komen iedere dag.
De eetzaal is een kleine, strak ingerichte ruimte, met aan weerszijden van het gangpad tafels met vaste banken. Op de toog staat een Bijbeltekst: ”Gelooft in Jezus Christus en u zult behouden worden”. Aan de muur hangen een paar posters en een kruis.
Het zaaltje stroomt vol met zo’n vijftig man en een enkele vrouw. Als iedereen zit, begint Gelanor de maaltijd met een korte Bijbellezing en een gebed. Hij leest een paar verzen uit Spreuken 28, waarin onder meer staat dat het beter is arm en oprecht te zijn, dan een rijkaard vol leugens.
„We lezen bij de maaltijden bijna altijd uit Spreuken”, zal Gelanor later uitleggen. „Het is een praktisch Bijbelboek vol wijze raad, waar onze gasten direct iets mee kunnen.”
Achter in de zaal zitten twee vrouwen van middelbare leeftijd aan een croissantje met koffie. Ze zeggen Françaises te zijn, geboren en getogen in de regio Parijs. Hoe het met hen gaat? „Heel goed”, zegt de een. Ze lacht en houdt haar mok op. „Wil je vragen of er nog wat koffie is?”
’s Nachts vindt de vrouw opvang in een sociaal hotel, op een paar honderd meter afstand van de daklozenopvang. ’s Morgens en ’s avonds komt ze steevast naar de Place Sainte Marthe voor wat eten en contact. „Gezellig”, zegt ze.
„Hé, je praat met m’n vriendin hè!” roept een man dan van de andere kant van het pad. De vrouw giechelt. De man heeft het ontbijt net achter de kiezen en staat zijn rugzak weer vol te pakken. Hij zegt oorspronkelijk uit Lille te komen. „Ik heb alles gehad: vrouw, kinderen, maar ik leef nu op straat”, vat hij zijn leven kort samen. Hij haalt zijn schouders op, groet en loopt weer naar buiten. „Zie ik je vanavond weer?”
Coronacrisis
De daklozenopvang in Belleville ontvangt al meer dan vijftig jaar dagelijks tientallen zwervers voor een ontbijt, diner of een douchebeurt. In normale tijden kunnen daklozen op vaste momenten in de week bovendien hun haar laten knippen, kleding uitzoeken of consult krijgen van een arts. Op woensdagmiddag staat er Bijbelstudie op het programma, op zondagmorgen een korte kerkdienst. Vrijwilligers uit een groot aantal kerken in en om Parijs springen bij.
Dat is het vaste patroon, zoals dat tot begin maart functioneert. Maar als de Franse autoriteiten, kort na het bezoek aan de opvang, maatregelen afkondigen in verband met het coronavirus verandert het beeld ingrijpend. De kledingservice stopt, de medische zorg wordt teruggeschroefd en de kapper knipt niet meer. Ook door de bijeenkomsten is een streep gezet.
Gasten voor ontbijt en avondeten maken in quarantainetijd buiten hun opwachting. Op het plein vormen ze een lange rij, zoals in een vluchtelingenkamp. Ze krijgen voor de deur eten en drinken aangereikt. De belangstelling ervoor is veel groter dan normaal, mede omdat hulp op andere plekken is weggevallen.
Een bijkomend probleem is dat veel vrijwilligers vanwege restricties niet langer naar Belleville kunnen komen. Zowel Vermes als Gelenor, de drijvende krachten achter het project, loopt in maart bovendien het coronavirus op en zit een maand thuis.
De predikant van de protestantse gemeente in Belleville, Gilles Boucomont, neemt tijdens hun afwezigheid tijdelijk de leiding over. Hij is voorzitter van de stichting achter de opvang en regelt ook vervangende vrijwilligers onder gemeenteleden die in de buurt wonen.
Opmerkelijk is dat ook omwonenden van de opvang de helpende hand bieden. „Buren vroegen ons of ze mee konden helpen bij de uitdeling”, laat Vermes eind april per mail weten. „Veel van hen kwamen zelf thuis te zitten en zagen hoeveel daklozen zich dagelijks voor voedsel bij de opvang verzamelden. Ik vind deze inzet vanuit de buurt nog de meest bijzondere ontwikkeling.”
Hoewel er door de toeloop veel meer voedsel dan gebruikelijk nodig is, heeft de opvang tijdens de coronacrisis ook daaraan geen gebrek. „We krijgen veel van winkels, die door de maatregelen ineens dicht moesten. Ze hebben de voorraden weggegeven”, zegt Vermes. „God heeft in alles voorzien.”
Gebroken
Vermes zit eind februari nog gewoon in zijn kantoortje om onder meer de hulpvragen van bezoekers aan te horen. „Ik moet hier heel vaak „nee” verkopen”, verzucht hij. „We kunnen lang niet overal mee helpen.” Financiële steun kan de stichting niet geven, maar de opvang probeert wel bij praktische zaken bij te springen, zoals het vinden van onderdak. Daarnaast fungeert de instelling voor 500 daklozen als postadres, zodat ze brieven van overheidsinstanties kunnen ontvangen. Zonder dat is het lastig om een procedure voor bijvoorbeeld huisvesting in te gaan.
Van de bezoekers heeft het overgrote deel te maken gehad met gebroken relaties, vertelt Vermes. Ze hebben een echtscheiding achter de rug, kampten met conflicten op het werk of zijn al het contact met familie in het thuisland verloren.
Hij wijst uit het raam, waar net een zwerver met een grote rode rugzak het plein oversteekt. „Die man was directeur van een goedlopend bedrijf hier in Parijs. Maar toen verloor hij zijn zoon en stortte mentaal totaal in. Hij wil geen gewoon leven meer leiden. ’s Nachts slaapt hij op de luchthaven.”
De achtergrond van veel bezoekers heeft Vermes extra zuinig gemaakt op de christelijke identiteit van de instelling. „We geloven dat het voor ieder van fundamenteel belang is dat het contact met God wordt hersteld. Dat maakt alles anders en opent mogelijkheden om gebroken menselijke verhoudingen te herstellen.”
De meeste bezoekers van de opvang zijn moslim, weet Vermes. Ze respecteren de lezingen uit de Bijbel en de gebeden echter. Ook als het over Jezus gaat, luisteren ze volgens hem eerbiedig. „Frankrijk is in hun ogen een christelijk land, dus dat vinden ze logisch.” Als het gesprek over Jezus echter dieper gaat, zoals in de Bijbelstudies, komen de verschillen vaak wel boven tafel.
Vermes kent van lang niet alle vaste bezoekers hun achtergrond: sommigen zijn er vrij open over, anderen ontwijken iedere persoonlijke vraag. „Voor ons is de wetenschap bepalend dat God trouw is aan de armen. Dat merken we hier trouwens dagelijks, we komen nooit iets tekort.”
Klein budget
In de keuken helpt deze ochtend in februari onder anderen Maryse Theotiste, gemeentelid van de protestantse kerk in Belleville en woonachtig in een van de gemeenten direct rond Parijs. Ze is sinds twee jaar vrijwilliger. „Ik ben in 2016 gepensioneerd en ben blij hier iets te kunnen betekenen”, zegt ze, terwijl ze wortels voor het avondeten in stukjes snijdt.
„Ik ben graag actief”, motiveert ze haar betrokkenheid. Naast haar activiteiten voor de opvang bezoekt ze eenzame mensen en zieken in haar woonwijk. „Maar ik heb ook nog alle tijd voor sport en sociale contacten, hoor”, zegt ze met een lach.
De opvang in Belleville draait voor het overgrote deel op vrijwilligers als Theotiste. Het maakt dat de jaarlijkse begroting laag kan blijven. Een groot deel van de levensmiddelen komt bovendien van supermarkten in de buurt. Wat daar aan het einde van de dag overblijft, krijgt de opvang. Dat is ook lucratief voor de eigenaars. Een Franse wet bepaalt dat levensmiddelenwinkels restartikelen niet mogen weggooien. Over alles wat ze weggeven krijgen ze echter belastingvoordeel. Vermes: „En als wij op onze beurt overhouden, geven we het weer aan de katholieke zusters, hier vlakbij.”
Over de kwaliteit van de kleding voor de kledingbank heeft de opvang ook geen klagen. Een groot deel van het aanbod komt van een protestantse gemeente in Levallois-Perret, een welgestelde plaats aan de noordwestkant van Parijs. „Elke zes weken krijgen we een groot pakket uit Levallois.” Hij lacht: „De mensen daar wisselen regelmatig van kleding. Onze zwervers lopen er soms prachtig bij.”
„Er is eigenlijk altijd genoeg”, zegt Vermes. „Het komt weleens voor dat we ons afvragen hoe we het allemaal rond krijgen, maar het is altijd nog goed gekomen.” De organisatie draait grotendeels op giften, maar ook de plaatselijke autoriteiten springen voor een deel van het werk bij.
Rol overheid
Over de inzet van de stad Parijs en de Franse regering voor daklozen is Vermes goed te spreken. Zo is er gratis gezondheidszorg voor zwervers: ze kunnen een ziekenhuis binnenlopen en worden geholpen.
De daklozenproblematiek is in steden als Parijs echter moeilijk uit te bannen. „Het is na vier, vijf jaar leven op straat voor mensen heel moeilijk om weer een gewoon leven op te pakken”, zegt Vermes. Vaak spelen er bovendien drugs- en drankproblemen. „De stad Parijs biedt basale huisvesting, maar bij herhaaldelijk wangedrag moeten bewoners weer vertrekken. Dat is helaas nogal eens het geval.”
Soms heeft hij het idee dat er een strengere aanpak nodig is. „We tolereren hier in Frankrijk een hoop, dat zit een beetje in de cultuur. Maar soms heb ik de neiging om tegen een bezoeker te zeggen: „Kom op, recht je rug en maak er iets van. Neem je verantwoordelijkheid.””
Parijs telt volgens een recente telling zo’n 3600 zwervers, een getal dat volgens Vermes echter aan de lage kant is. Er zijn in de stad veel initiatieven om hen te helpen, zowel door stichtingen als vanuit de gemeente Parijs. Vanuit de stad Parijs is er bijvoorbeeld een inloopcentrum onder de naam Fabrique de la Solidarité. Daar vinden ook geregeld informatieavonden plaats om hulpverleners van daklozen en betrokken burgers bij elkaar te brengen.
Zwervers zelf zijn er uiteraard ook welkom: ze kunnen er bijvoorbeeld internet gebruiken of wat eten. In het ”Café solidaire” mogen ook burgers aanschuiven. Er is in de Fabrique bovendien ruimte voor initiatieven als kleine tentoonstellingen en workshops.
„Het gaat best goed op straat”, zegt een Marokkaanse dakloze, die eind februari de Fabrique is binnengelopen. „Alleen als het regent, is het vervelend. En als er burgemeestersverkiezingen aankomen, dan worden we ineens overal verdreven.” Hij is naar de Fabrique gekomen om even van de computers gebruik te maken en slentert nadien nog wat langs een tentoonstelling met foto’s van een Iraanse vluchteling.
Uitschot
Na het ingaan van de anticoronamaatregelen hebben de autoriteiten zo veel mogelijk onderdak proberen te regelen voor daklozen zoals hij. Een deel van hen vindt dat in hotels, die nu toch geen klandizie hebben. Daarnaast zijn er extra medische centra opgezet voor zieke daklozen.
In de weken dat de Parijse straten uitgestorven zijn, vallen de daklozen extra op. Ze zijn, samen met de drugsverslaafden, de laatsten die zich overdag op straat begeven. „Enkel het uitschot is nu nog buiten”, zegt een agent half april in een reportage van de Franse krant Le Monde.
De politie van Parijs sloot al eerder een belangrijke plek van drugshandel, in het noorden van de stad. Maar dat heeft de handel uiteraard niet gestopt. De dealers hebben zich verspreid over de stad, zoals rond metrostation Stalingrad. „Aan het einde van de dag, als de nacht invalt, kruisen op het Place de la Bataille-de-Stalingrad, in het 19e arrondissement, enkel nog joggers, dealers en drugsverslaafden elkaar”, constateert Le Monde.
Daklozen die de krant spreekt, reageren verschillend op de crisis. „Weet u, de coronacrisis heeft niets voor ons veranderd”, zegt een jonge Afghaan (23). „Wij moeten altijd al overleven.” Anderen zijn echter bang besmet te raken. Een Beninese vrouw zegt banger te zijn Covid-19 op te lopen „dan nog een keer aangevallen te worden door misdadigers met messen.” Op haar gezicht is een litteken te zien van een dergelijke aanval. In haar rechterhand houdt ze stevig een plastic crucifix vast, „die ze nooit loslaat.”
Het „uitschot” van de straat wordt niet door ieder vergeten. Hulpverleners brengen eten rond en sommige restaurants zijn zelfs voor hen aan het koken geslagen. Het veldwerk onder daklozen op straat is wel lastiger geworden. De politie houdt hulpverleners geregeld staande vanwege het straatverbod.
Toename
Burgers kunnen eveneens betrokken blijven op daklozen, onder meer via een sinds 2016 bestaande app van stichting Entourage. Daarmee kunnen ze diensten aanbieden aan daklozen, zoals een ontbijt, een kopje koffie of het doen van de was. De app lokaliseert de aanbieder, waarop de stichting erachter die in contact brengt met een dakloze in de buurt.
Op de internetsite van Entourage verschijnen aanbiedingen in beeld. Parijzenaars bieden in deze coronatijden bijvoorbeeld video-ontmoetingen aan, anderen mondkapjes.
Entourage telt in heel Frankrijk inmiddels meer dan 98.000 gebruikers. Van hen wonen er ruim 40.000 in Parijs. Ze hebben samen al meer dan 9000 solidariteitsacties voor daklozen op touw gezet.
De gebruikersgroep van de app is divers, aldus woordvoerder Claire Duizabo van Entourage. Een relatief groot deel is echter tussen de 25 en 45 jaar oud. „Voor hen is de app een vorm van vrijwilligerswerk op maat”, denkt ze. „Het stelt hen in staat te helpen wanneer ze kunnen, willen en op de manier die het beste bij hen past. Bovendien kunnen ze in hun eigen buurt actief zijn.”
In Parijs zijn er in gewone tijden volgens Duizabo elke dag zo’n twintig acties. Burgers helpen daklozen bijvoorbeeld met het opstellen van een cv, geven een paar schoenen weg, vieren een verjaardag met hen, bereiden een maaltijd of bieden aan een afspraak te maken met een arts.
Entourage organiseert daarnaast zo’n tien evenementen per maand. Dat kunnen straatontbijten zijn, spelletjes- en filmavonden of ping-pongwedstrijden. „Alle bijeenkomsten zijn gratis en toegankelijk voor zowel daklozen als inwoners van Parijs.”
Het aantal daklozen in Frankrijk stijgt nog steeds. Duizabo denkt dat dit vooral komt doordat een groot deel migrant of vluchteling is. „Van de mensen op straat is 50 procent van buitenlandse afkomst.”
Volgens de Entourage-medewerker is het profiel van de gemiddelde dakloze in Frankrijk in de laatste tien jaar overigens ingrijpend veranderd. „We denken vaak aan het beeld van de oudere, eenzame alcoholist. Maar er zijn tegenwoordig op straat ook veel vrouwen te vinden die huiselijk geweld zijn ontvlucht of jongeren die hun familie hebben verlaten.”
Ommekeer
Veel passanten lopen dagelijks aan hen voorbij, zonder hun verhaal te kennen. Zo verging het ook Jean-Marc Potdevin, de oprichter van Entourage. Jarenlang passeerde de oud-topman van Yahoo-Europa iedere ochtend en avond daklozen in zijn wijk. Op een dag in 2012 besloot hij hen echter te groeten en soms een praatje te maken. Zo leerde hij hen beetje bij beetje kennen.
Daaraan vooraf ging een opmerkelijke ommekeer in 2008. Potdevin hervond in dat jaar de weg naar de kerk na een diepgaande spirituele ervaring tijdens een bedevaartstocht naar Santiago de Compostella. „Ik wist niet hoeveel ik had gemist”, vertelde hij in 2016 in de Franse krant La Croix.
Hij realiseerde zich toen pas hoezeer hij een „pathologische relatie met geld” had. De verkoop van een internetbedrijf had hem miljoenen opgeleverd. „Ik kon uitgeven wat ik wilde, zonder dat het consequenties had.” In La Croix zei hij: „Sinds ik God ontmoette, realiseerde ik me dat het geld me is toevertrouwd: ik ben rentmeester en verantwoordelijk voor de manier waarop ik het gebruik.”
De ict-magnaat besloot daarop jonge ondernemers niet alleen meer financieel te ondersteunen, maar hen ook daadwerkelijk te begeleiden. Daarnaast startte hij in 2016 de app Entourage. Potdevins devies bij al zijn bezigheden werd een woord van de 18e-eeuwse bedelmonnik Joseph Benoît Labre: „Wat je bezit, bezit jou.”
Zijn app is erop gericht overal in Parijs en elders in Frankrijk contacten tot stand te brengen tussen burgers en daklozen. De coronacrisis heeft de laatste groep extra zichtbaar gemaakt. Eind april schreef Potdevin op sociale media te hopen dat dit ertoe leidt dat de ogen voor hun omstandigheden bij velen blijvend zijn geopend.
Met een busje gestrand in Parijs
Het is 1966 als de Britse zendeling Frank Haddington met zijn busje door Parijs rijdt. Hij is op weg naar Vietnam, waar hij zich wil vestigen om zending te bedrijven. Maar dan houdt zijn busje ermee op en strandt Haddington in de Lichtstad.
Tijdens zijn gedwongen verblijf in de stad trekt Haddington zich het lot van de daklozen sterk aan. Zozeer zelfs, dat hij zijn plannen wijzigt en voorlopig in Parijs blijft om onder hen aan de slag te gaan. Pas na twee jaar breekt hij weer op.
Na zijn vertrek neemt de gereformeerde kerk in de wijk Marais (Temple du Marais) zijn werkzaamheden over. Daklozen zijn voor eten en drinken voortaan welkom in de crypte van de kerk. Een lid van de gemeente, een tot het christendom bekeerde Noord-Afrikaanse man, neemt de coördinatie op zich.
De man, Pierre Mokhtan, bouwt het werk voortvarend uit, terwijl hij ook zelf inkomsten verwerft. Hij opent een werkplaats als schoenmaker, waar hij ook daklozen opvangt. Later verhuist de opvang naar de Place Sainte Marthe in Belleville, op de plek van een café.
De omwonenden zien de komst van het opvanghuis aanvankelijk met argusogen aan, maar de relatie met de buren is inmiddels goed, aldus teamleider Pascal Vermes van de opvang. „Ze hebben er soms best last van. Zeker in de zomer blijven de daklozen nog wel eens hangen hier op het plein. Soms zijn ze ook nog dronken. Toch klagen onwonenden er nauwelijks over. Ze zien ook wel dat iemand ons werk moet doen en dat het ergens moet gebeuren.”
De opvang, die voluit La Mission Evangelique Parmi Les Sans-Logis (EPASL) heet, is allang niet meer enkel verbonden aan de kerk in de Marais. Het werk wordt gedragen door christenen uit een groot aantal kerken in en rond Parijs. „Er zijn lutheranen en gereformeerden betrokken, maar ook pinkstermensen en darbisten”, zegt Vermes. De inzet van de opvang is echter onveranderd gebleven: daklozen in Parijs bereiken met „la Parole et le pain”: het Woord en het brood.