Echte dankbaarheid
Psalm 105:45
„Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden en Zijn wetten bewaarden. Halleluja.”
Waarom heeft de Heere onze begeerten vervuld? Is het niet opdat wij naar Zijn stem zouden horen, Zijn geboden bewaren, Zijn welbehagen doen? Immers heeft onze God dit doel met Zijn zegeningen aan Zijn volk (Psalm 105:45). In één woord: waarom heeft onze God ons zo hoog opgetrokken, en gesteld tot een naam en lof boven zoveel volken? Is het niet opdat wij boven anderen Zijn Naam zouden verheerlijken? Ons betaamt dat heilig voornemen en die stem van het volk des Heeren, die gevonden wordt bij de profeet Micha: „Alle volken zullen wandelen, elk in de naam zijns Gods, maar wij zullen wandelen in de Naam des Heeren, onzes Gods, eeuwig en altoos” (Micha 4:5). Ons betaamt het, evenals de knechten van de Hebreeën, onze oren aan de posten van de Heere te laten doorboren, daar Hij die God is bij Wie wij ons zo wel bevonden hebben. (Deuteronomium 15:16,17). Welk een dankbaarheid zijn wij verschuldigd aan zo’n goede God, Die ons door zoveel wonderen, door zo’n uitgestrekte arm, zozeer verhoogd heeft; die onze vleugels uitgebreid heeft van de opgang der zon tot haar ondergang, van het zuiden tot het noorden; die onze zaken, tegen onze verdiensten, zo genadig heeft doen uitvallen dat het einde van de oorlog de onderwerping van zo’n machtige vijand geweest is? Wat zou dan onze God wel niet tot wedervergelding mogen eisen?
Abraham van de Velden, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)