Bever vormt het volgende probleem voor beheerders rivierdijken
Laverend tussen water- en moerasplanten speuren rattenvangers Martin van Tongeren (57) en Nick van Binsbergen (25) op de Strang bij Dodewaard naar muskusratten. Tevergeefs. Ze zijn verdwenen. Bevers zijn er genoeg.
„Nog maar twintig jaar geleden vingen we jaarlijks 400.000 muskusratten”, vertelt hun teamleider Ruben Verwoert van Muskusrattenbeheer Rivierenland, een samenwerkingsverband van vier riviergerelateerde waterschappen. „Dit jaar hebben we langs de rivieren tussen het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel en Nijmegen nog geen rat gevonden. Als we alle watergangen in de Neder- en de Overbetuwe meerekenen, dan tellen we er maar een handjevol. Vorig jaar hebben we er nog 500 gevangen in dit gebied en evenveel beverratten.”
Exoot
Kortom, de in totaal negentig rattenvangers liggen goed op schema. In 2035 moet deze exoot (want afkomstig uit Noord-Amerika) uit Nederland zijn verdwenen. Althans, zo goed als. „Dan mogen er in het hele land maximaal 500 over zijn”, vertelt Verwoert. Dat is ook het jaar dat zijn dienst als gevolg daarvan afscheid moet nemen van 45 collega’s. Met allerlei technische en innovatieve hulpmiddelen moeten de overgebleven rattenvangers dan proberen de polders ‘schoon’ te houden.
Dankzij de Rijn (en Waal) is het Rivierengebied de belangrijkste aanvoerroute – „zeg maar snelweg” voor muskus- en beverratten. Van daaruit verspreiden ze zich verder over het land. Omdat grote buur Duitsland deze actieve dijkgraver niet fanatiek bestrijdt, komt een belangrijk deel via tal van watergangen de Nederlandse grens. Inmiddels zijn alle sloten, grachten en beken in het grensgebied voorzien van een batterij aan vangmiddelen. Vanwege stroming en golfslag kunnen die echter niet in de rivier geplaatst worden, waardoor de dieren alsnog vrije toegang hebben. Tijdens hoogwater zwemmen de ratten met de stroom mee.
De flink grotere beverrat –die dus ook meer schade aan dijken en slootkanten veroorzaakt– reist daarnaast ook over land en telt minder natuurlijk vijanden. De muskusrat op zijn beurt vermenigvuldigt zich sneller. „Die werpt vier keer per jaar, tot wel acht jongen per keer”, legt Verwoert uit. „Je moet ze dus kort houden.”
Aanvoerroute
Oostgrens en aanvoerroutes hebben op dit moment de grootste aandacht van de muskusrattenbestrijders. „Tegelijk moeten we niet alleen naar Duitsland wijzen. Een muskusrattenfile bij de grens bestaat niet. Ook in Nederland planten ze zich voort. We moeten er dus voor zorgen dat ze niet achter onze rug weer hun gang gaan. En dat is lastig, want na 15 maart begint het broedseizoen en mogen we de natuurgebieden niet in.”
De zogenoemde nulnorm die vanaf 2035 geldt, heeft volgens de teamleider alleen maar voordelen. „Bij een heel lage populatie hoeven er minder muskus- en beverratten gedood te worden en zijn er minder bijvangsten omdat er weinig vallen uitstaan. Daarnaast kun je het vak langer volhouden, want je hoeft niet telkens de sloot in. Het is fysiek enorm zwaar werk. Kortom, iedereen wint bij deze aanpak.”
Dat de huidige methodiek succesvol is, blijkt wel uit het feit dat er nauwelijks nog nieuwe ‘bouwen’ worden aangetroffen.
Beverburcht
Anders is het met beverburchten. Het grootste knaagdier van Europa kan vanwege zijn beschermde status ongebreideld z’n gang gaan. Letterlijk. Inmiddels zitten ze volgens Verwoert in vrijwel iedere plas, put en wiel langs de rivier. „Bevers die graven in dijken worden volgens het beverprotocol aangepakt. Nadat het beest uit zijn woning is vertrokken, wordt dan de dijk hersteld.” Samengevat: een nieuw en groot probleem voor de dijken dient zich aan.