Vraagstelling in peiling embryokweek van invloed op uitkomst
Twee onderzoeksinstituten vroegen de mening van de bevolking over het kweken van embryo’s. De resultaten liepen wat uiteen. Het is goed denkbaar dat dit te maken heeft met de gekozen insteek en verwoording.
Al sinds september loopt een aantal debatten over medisch-ethische kwesties die te maken hebben met nieuwe technieken. Minister De Jonge (VWS) zwengelde deze debatten aan. Onder meer de NPV is hierbij direct betrokken.
Een van de debatten betreft de vraag of het tot stand brengen (kweken) van menselijke embryo’s speciaal voor onderzoek toegestaan moet worden. Veel onderzoekers achten onderzoek met gekweekte embryo’s nodig, bijvoorbeeld om voortplantingstechnieken te kunnen verbeteren. En om onderzoek te doen naar kiembaangentherapie. Dit laatste betekent dat het DNA van geslachtscellen of van het vroegste embryo veranderd kan worden. Daarmee zouden ‘foute’ genen die leiden tot een ziekte, gecorrigeerd kunnen worden.
Embryo’s kweken voor onderzoek is verboden in de Embryowet uit 2005. Onderzoek doen met embryo’s die zijn overgebleven na ivf-behandeling mag wel. Hierbij worden vaak meer embryo’s tot stand gebracht dan in de behandeling direct gebruikt kunnen worden. Ze worden dan ingevroren en soms later alsnog gebruikt om te proberen een zwangerschap te doen ontstaan. Zo niet, dan blijven er ”restembryo’s” over. Daarmee kan, als de ouders dat toestaan, onderzoek worden gedaan.
Onderzoekers stellen dat ook voor onderzoek gekweekte embryo’s nodig zijn en dat de wet daarvoor ruimte moet bieden. VVD en D66 vinden dat ook, CDA en ChristenUnie niet. Daarom was bij de kabinetsvorming afgesproken dat dit onderwerp nader besproken moet worden in de samenleving en dat de uitkomsten daarvan meewegen bij een besluit over eventuele aanpassingen van de embryowet op dit punt.
Opinie-onderzoek
Twee onderzoeksinstituten met een goede reputatie hebben onafhankelijk van elkaar de mening van de bevolking onderzocht door een representatieve steekproef: het particuliere onderzoeksbureau Schuttelaar & Partners en Rathenau, een wetenschappelijk instituut dat de regering adviseert. Beide gingen na hoe men denkt over menselijke embryo’s en onderzoek daarmee. Onder meer is gevraagd hoe men staat tegenover wetenschappelijk onderzoek met restembryo’s en met kweekembryo’s. De vraagstelling was echter enigszins verschillend en de uitkomsten ook. Ik laat dat zien voor bovengenoemde vragen:
Bij onderzoek Schuttelaar wordt de zin: „Ik vind onderzoek met restembryo’s respectievelijk hiervoor gekweekte embryo’s…”, als volgt beantwoord: 26 procent vindt onderzoek met restembryo’s acceptabel; 49 procent acceptabel onder voorwaarden; 18 procent niet acceptabel. 17 procent vindt onderzoek met hiervoor gekweekte embryo’s acceptabel; 47 procent acceptabel onder voorwaarden; 30 procent niet acceptabel.
Bij onderzoek Rathenau levert de vraag „Wat vindt u van gebruik van restembryo’s respectievelijk speciaal tot stand gebrachte embryo’s voor medisch-wetenschappelijk onderzoek onder wettelijke voorwaarden?” het volgende op: 39 procent stemt in met gebruik van restembryo’s voor medisch wetenschappelijk onderzoek, onder de wettelijke voorwaarden; 26 procent aarzelt maar neigt tot instemmen; 13 procent aarzelt maar neigt tot afwijzen: 11 procent wijst dat af. 23 procent stemt in met gebruik van speciaal tot stand gebrachte embryo’s voor medisch-wetenschappelijk onderzoek onder wettelijke voorwaarden; 26 procent aarzelt maar neigt tot instemmen; 18 procent aarzelt maar neigt tot afwijzen: 18 procent wijst dat af.
Samenvattend dus bij restembryo’s volgens Schuttelaar: 75 procent akkoord onder voorwaarden; volgens Rathenau: 39 procent akkoord onder voorwaarden, terwijl 26 procent neigt naar instemmen (totaal 65 procent).
Bij gekweekte embryo’s volgens Schuttelaar: 64 procent akkoord onder voorwaarden; volgens Rathenau: 23 procent akkoord onder voorwaarden, terwijl 26 procent neigt naar instemmen (totaal 49 procent).
Morele ervaring
In het Rathenau-onderzoek vindt een kleiner deel van de bevolking onderzoek met restembryo’s en met gekweekte embryo’s acceptabel. Vanwaar dit verschil? Mogelijk beïnvloedt de wijze waarop het onderwerp wordt geïntroduceerd de reacties. Rathenau begint de serie vragen over ”onderzoek met restembryo’s dan wel met gekweekte embryo’s wel of niet accepteren” met de vraag welke gevoelens dit thema oproept. Eerst wordt dus gevraagd naar de morele ervaring, daarna naar een expliciet standpunt. Mogelijk activeert zo’n insteek andere lagen van het morele leven dan als direct naar een standpunt wordt gevraagd. Een standpunt moet je kunnen verantwoorden. Een ontwikkeling als ethisch problematisch betitelen als anderen daarbij voordeel kunnen hebben, ligt in onze samenleving lastig. Wie ben ik om te zeggen dat anderen dit of dat niet mogen?
Duidelijk is dat niet zonder meer een aanzienlijke meerderheid voorstander is van het gaan kweken van embryo’s voor onderzoek. Ook illustreert deze vergelijking weer dat bij opinieonderzoek de manier van ondervragen van invloed is op de uitkomsten.
De auteur is emeritus bijzonder hoogleraar Christelijke ethiek, WUR.