Onafhankelijk onderzoek scheepsrampen bepleit
Scheepsrampen vragen om onafhankelijk onderzoek zoals in de luchtvaart al gebeurt. Gewoon onderzoek is onvoldoende om de vele betrokken tegenstrijdige belangen te kunnen ontrafelen. Dit stelde maandag Pieter Van Vollenhoven, voorzitter van de Raad voor de Transportveiligheid, op een bijeenkomst in de Zweedse hoofdstad Stockholm naar aanleiding van het ongeluk in 1994 met de veerboot Estonia.
Het is op 28 september tien jaar geleden dat de Estonia op weg van Estland naar Finland op vijftig kilometer voor de Finse zuidwestkust verging. Meer dan negenhonderd opvarenden vonden de dood. De zwakke constructie van de boegklep was volgens deskundigen de oorzaak van de ramp.
De ramp is echter nog steeds onderwerp van discussie en er hangt een waas van onzekerheid omheen. Volgens Van Vollenhoven komt dat doordat er geen werkelijk onafhankelijk onderzoek naar de oorzaken is geweest. Het officiële onderzoek was in handen van een commissie waarin, naast onafhankelijke onderzoekers uit Zweden en Finland, ook vertegenwoordigers van de Estse regering zaten. In de regels voor de internationale zeescheepvaart, vastgesteld door de Internationale Maritieme Organisatie IMO, is alleen vastgelegd dat een scheepsramp moet worden onderzocht door de ’vlaggestaat’, het land waar het schip is ingeschreven.
Voor de luchtvaart gelden wel internationale afspraken, zeker in de Europese Unie, die onafhankelijk onderzoek naar ongelukken garanderen. In een democratische samenleving, aldus Van Vollenhoven, hebben de burgers – zeker na een ramp – het recht om de waarheid te weten. Van Vollenhoven zit in een werkgroep, opgericht door de Europese Commissie die de mogelijkheden voor verplicht onafhankelijk onderzoek naar ongelukken op Europees niveau onderzoekt.