1,7 miljard euro verlies voor British Airways-moeder IAG
Luchtvaartonderneming IAG, het moederbedrijf van maatschappijen als British Airways, Iberia en Aer Lingus, heeft het eerste kwartaal van het jaar afgesloten met een verlies van omgerekend 1,7 miljard euro. Door de coronacrisis hielden maatschappijen noodgedwongen hun vliegtuigen aan de grond, maar liepen kosten door. Verder schreef IAG 1,3 miljard euro af op waardeloos geworden contracten met betrekking tot brandstof en wisselkoersen.
Door de crisis is de vraag naar olie gedaald. Samen met de prijzenoorlog die Saudi-Arabië en Rusland ontketenden, zorgde dat voor een prijsval voor olie. IAG had zich voorafgaand aan de problemen juist ingedekt tegen prijsstijgingen van brandstof via zogeheten hedging-overeenkomsten. Daarvoor moet het bedrijf nu bloeden.
Om de crisis door te komen heeft IAG om steun gevraagd van de Britse overheid. Ook wil de maatschappij financiële steun uit Madrid. In het lopende kwartaal zal het resultaat nog veel minder zijn, waarschuwt IAG. Tot en met juli zullen vluchtschema’s grotendeels ontregeld zijn.
IAG had eind april een financiële buffer van ongeveer 10 miljard euro. Ondanks de relatief sterke kaspositie zoekt het bedrijf naar mogelijkheden om verdere kosten te besparen. Zo staan bij Aer Lingus 900 banen op de tocht. Bij British Airways moeten 12.000 medewerkers vrezen voor hun baan.
IAG-topman Willie Walsh, die eigenlijk per maart zou vertrekken, blijft nog tot september aan om de crisisperiode te bezweren. Volgens hem zal het zeker tot 2023 duren voordat passagiersstromen weer op het niveau van voor de crisis zijn. Walsh wordt op termijn opgevolgd door Luis Gallego, die momenteel de leiding heeft over Iberia.