Naam van NSB’er op oorlogsplaquette VU
Op de herinneringsplaquette in de Vrije Universiteit van Amsterdam staat ook de naam van een volbloed NSB’er, aldus historicus Wim Berkelaar. Op het monument staan namen van gevallenen in de oorlog die verbonden waren aan de universiteit.
De historicus sprak maandagmiddag tijdens een online herdenkingsprogramma dat werd georganiseerd door de VUvereniging en het VU debat- en gesprekscentrum 3D. Aanleiding voor het programma was het niet doorgaan van de presentatie van het boek ”Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de Vrije Universiteit Amsterdam” in verband met de coronacrisis. Het is de bedoeling dat de uitgave op 7 september wordt gepresenteerd aan de VU. Berkelaar is een van de schrijvers van het boek.
Op de grote plaquette in de hal van de VU tegenover de aula staan de namen van 89 mensen, die op de een of andere manier aan de VU verbonden waren en die gevallen zijn in de oorlog. Daaronder is een kleiner monument met de naam van Jacobus Oranje, hoogleraar aan de VU tijdens de oorlog en de ”stuwende kracht van het universitaire verzet,” zo meldt de plaquette.
De vraag kwam naar voren of er nog meer namen op komen te staan. Berkelaar zei dat het mogelijk is. Onderaan staan nu een paar namen die er ook later bijgekomen zijn. Hij voegde eraan toe dat er ook een naam bij staat die er niet op thuishoort. Het gaat om een „volbloed NSB’er, een van de 48 alumni.” Berkelaar noemde geen naam en hij liet er zich ook niet over uit of die naam er eventueel afgaat.
Premier
De lijst met namen is tot stand gekomen door een commissie die er onderzoek naar gedaan heeft, aldus Berkelaar. Door toedoen van civitas academica, een soort ondernemingsraad aan de VU, kwamen de namen in alfabetische volgorde te staan, zowel studenten, voormalige studenten als hoogleraren, zonder titels. Dat verklaart waarom de vroegere premier, H. Colijn, tussen de namen van zijn zonen A.H. Colijn en P. Colijn instaat.
Berkelaar haalde een aantal personen van de plaquette naar voren. De eerste was prof. Victor Rutgers die het gevaar van het nazisme al ver voor de oorlog onderkende. Hij pleitte er na de Kristallnacht in 1938 voor om Joden uit Duitsland toe te laten in Nederland. Rutgers werd in de oorlog door de Duitsers gearresteerd en kwam om.
Die hoogleraar had, aldus Berkelaar, contact met de Jood Herbert Weis, die door zijn toedoen in oorlogstijd aan de VU mocht studeren. De student is vergast in Sobibor.
Jan Goldschmeding, die in 1940 aan de VU studeerde, ging in het verzet, werd gevangen genomen en standrechtelijk geëxecuteerd als represaille voor een aanslag op een politieman. Ten slotte noemde de historicus de predikant Alle Pieron, die in Nederlands-Indië om het leven kwam. Naar alle waarschijnlijkheid stond die man zijn plaats in een reddingsboot af aan een ander en verdronk hij toen.
Gaskamers
Tijdens het programma had dr. Bettine Siertsema het over de twee minuten stilte en het zwijgen tijdens het herdenken van de oorlogsslachtoffers. De docent geschiedenis aan de VU zei dat in de oorlog velen zwegen over de kampen waar Joden vergast werden: de wereldleiders, die de verhalen niet geloofden of niet opportuun achtten; de direct omwonenden van de kampen, die de verbrandingsovens roken; de Nederlandse bevolking die bij arrestaties zweeg uit angst of onverschilligheid en de overlevenden die veel blokkades moesten overwinnen om hun verhaal te vertellen.
Wisten de Nederlanders in de oorlog van die kampen?, zo luidde een chatvraag. Siertsema verwees naar het proefschrift ”Wij weten niets van hun lot”. Daarin betoogt schrijver Bart van der Boom dat de Nederlanders niet op de hoogte waren van wat er met de Joden gebeurde.
Dr. Siertsema zei dat de mensen toen „hooguit” konden weten dat oude bejaarde Joden en kleine kinderen die naar het oosten afgevoerd werden, daar niet heengingen om dwangarbeid te verrichten. Ze voegde eraan toe dat de Nederlandse bevolking, zowel Joden als niet-Joden, in de oorlog niet wisten van de gaskamers.