„Een groot deel van de watervogels die in Nederland overwinteren, is inmiddels vertrokken”, aldus Schouten. Daardoor zijn er minder wilde vogels die kippen op boerderijen zouden kunnen besmetten. Daarnaast zijn de omstandigheden voor het virus om te overleven ongunstiger door het warmere en drogere weer.

Experts stelden vorige maand al vast dat het risico van een uitbraak van vogelgriep op pluimveehouderijen aanzienlijk was verminderd. Maar nadat op twee nieuwe bedrijven vlak over de grens met Duitsland besmettingen waren gevonden, besloot het ministerie de ophokplicht uit voorzorg toch met vier weken te verlengen.

De maatregel gold sinds 12 februari voor commerciële pluimveehouderijen met minstens 250 dieren. De Nederlandse pluimveesector houdt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek in totaal zo’n 100 miljoen kippen.