Ford grijpt in bij noodlijdend Jaguar
Voor de werknemers en de liefhebbers van Jaguar moet de mededeling als een schok zijn gekomen. Het Amerikaanse Ford, moederconcern van de Britse fabrikant, besloot vrijdag de productie van de luxe auto’s in Coventry over te hevelen naar twee andere productievestigingen.
Een schrale troost is dat de hoofdvestiging niet wordt opgeheven. Ongeveer 300 werknemers blijven er het houten binnenwerk voor de Jaguars maken. Ford, dat Jaguar in 1989 kocht voor 1,6 miljard pond sterling (2,36 miljard euro), beloofde in 1998 nog de vestiging te sparen. Nu moeten 1150 van de 2000 werknemers daar het veld ruimen. Jaguar trekt zich ook terug uit de Formule-1-racerij, om zich op zijn kernactiviteiten te concentreren.
Ford heeft weinig plezier gehad van de Britse autoproducent. Het besluit om de productie uit Coventry weg te halen komt niet echt als een verrassing. De productiecapaciteit in de drie Jaguar-vestigingen werd voor nog geen 70 procent gebruikt. De kosten werden eenvoudigweg te hoog. Jaguar-topman Joe Greenwell zei dat zijn onderneming simpelweg niet drie vestigingen kan bekostigen als de verkoop nog niet eens de 125.000 stuks per jaar haalt. Vooral in de Verenigde Staten is de vraag naar Jaguars sterk teruggelopen. Vorige maand verminderde Ford al de productie.
Hoop had Ford gevestigd op het nieuwste, kleinere Jaguar-model. Dat model, de X, was vorig jaar goed voor de helft van de 123.000 Jaguars die werden verkocht, maar de echte liefhebber haalt zijn neus ervoor op. Aan de voorkant van de auto zijn componenten van de Ford Mondeo te herkennen. „Wie een dubbel jaarsalaris neertelt voor een auto, wil geen Ford-onderdelen hebben”, aldus een autoanalist.
Jaguar is onderdeel van de Premier Automotive Group (PAG) van Ford, waaronder ook Volvo, Aston Martin en Land Rover vallen. De eerstgenoemde maakt winst, de andere twee staan op het punt dat te gaan doen. PAG leed in de eerste helft van dit jaar een verlies van ongeveer 260 miljoen dollar. De helft daarvan is voor rekening van Jaguar.
Voor de gevolgen van het snijden in de banen in Coventry neemt het autoconcern een voorziening van 450 miljoen dollar.
De vakbonden zijn bang dat de sluiting van de vestiging in Coventry het einde inluidt van de producent van luxe auto’s. Ze willen desnoods met stakingen bereiken dat de fabriek overeind blijft. De bonden menen dat het verlies van honderden banen een vernietigend effect heeft op de economie in Midden-Engeland. De Britse minister van Handel en Industrie, Patricia Hewitt, noemde de beslissing van Jaguar „teleurstellend”, maar toonde er begrip voor.
De overname door het Amerikaanse Ford was destijds al een klap voor de traditioneel ingestelde Britten. Extra zuur voor de Jaguar-adepten is nu dat Ford bij Aston Martin 300 werknemers extra aanstelt.
De geschiedenis van Jaguar begon in 1922, met de productie van zijspannen voor motorfietsen onder de naam Swallow Sidecar Company. In 1927 kwam daar de autoproductie bij en in het jaar daarop verhuisde de onderneming naar Coventry. In 1935 werd de onderneming omgedoopt tot SS Jaguar. De toevoeging SS verdween na de Tweede Wereldoorlog.
De jaren vijftig waren zeer succesvol, met dank aan de racerij, die bekende namen als die van Stirling Moss voortbracht. In 1966 fuseerde Jaguar met British Motor Corporation (BMC) en in dat jaar kwam ook het E-type op de markt.
Later werd BMC door financiële problemen gedwongen samen te gaan met Leyland en Triumph. Het daaruit ontstane British Leyland redde het niet en moest door de regering van de ondergang worden gered. In 1984 werd Jaguar geprivatiseerd, waarmee de weg vrijkwam voor de overname door Ford enkele jaren daarna.