„Leraar van de kerk, leerling van zijn Heiland”
Leraar van de kerk, leerling van zijn Heiland. Zo typeert prof. dr. H. G. L. Peels de eerder dit jaar overleden prof. dr. J. van Genderen. „Je kon het meemaken, op bijzondere momenten, dat deze klassieke professor, met al zijn kennis en wijsheid, over zijn Leermeester sprak, eenvoudig, vol overgave, als een kind bij zijn Vader.”
De Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken (TUA) belegde vrijdag een academische herdenking van de op 23 maart overleden dogmaticus prof. Van Genderen (1923-2004). Diens vrouw en drie dochters waren daarbij aanwezig. Prof. Peels, rector aan de TUA, noemde Van Genderen een klassieke professor, die door zijn veelzijdige dienst bepalend is geweest voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. „Vanaf 1892 gerekend bestaan de Christelijke Gereformeerde Kerken 112 jaar. Bijna 81 jaar daarvan heeft Jan van Genderen meegemaakt: 55 jaar was hij predikant, 50 jaar was hij hoogleraar, 45 jaar heeft hij in Apeldoorn gedoceerd. In de geschiedenis van de Theologische Universiteit heeft geen andere docent of hoogleraar gedurende zo lange tijd gediend.”
Van Genderen promoveerde (cum laude) op Herman Witsius, in zekere zin een middenfiguur tussen voetianen en coccejanen in, zei prof. Peels. „Iets van dat bemiddelende zou ook prof. Van Genderen in zijn kerkelijke opstelling gaan typeren: hij zocht de vrede en de verbinding.”
Niet alleen via de universiteit maar ook rechtstreeks heeft prof. Van Genderen veel invloed in de CGK uitgeoefend. Hij was vele malen preadviseur van de generale synode. Als voorzitter van het deputaatschap voor de eenheid van gereformeerde belijders in Nederland en de correspondentie met buitenlandse kerken heeft hij zich vele jaren intensief ingezet. „Het meest eigenlijke werk was echter: de verkondiging van het Woord. Duizenden malen is hij voorgegaan in de zondagse erediensten. Zijn prediking kenmerkte zich door precisie, zorgvuldigheid, zowel in de exegese als in de toepassing.”
Prof. dr. J. W. Maris typeerde in zijn herdenkingsrede Van Genderen als „dogmaticus bij Bijbel en belijdenis.” „Hij was een ernstige professor. Met grote beslistheid trok hij zijn theologische sporen in de lijn van de Reformatie. De Nadere Reformatie was er ook, maar minder dominant.”
Deze oriëntatie op de Reformatie bevatte impliciete kritiek op de nareformatorische scholastieke methode. Van Genderen wilde geheel vanuit de norm van de Schrift denken, zei prof. Maris. „In de dogmatiek gaat het om wetenschappelijke bezinning die dienstbaar wil zijn aan het geloof. Maar ook gelovige bezinning die niet van wetenschappelijke aard is, heeft haar eigen waarde, zo vond de overleden dogmaticus.”
Van Genderen zette de traditie van zijn voorganger, prof. J. J. van der Schuit, voort. De leer van het genadeverbond was een van de kernthema’s van het werk van Van Genderen. „Daarbij koos hij uitdrukkelijk de kerkelijke positie van de CGK tegenover de invloed van dr. A. Kuyper in de Gereformeerde Kerken enerzijds en van ds. G. H. Kersten in de Gereformeerde Gemeenten anderzijds. Andere thema’s van grote betekenis waren de leer van de verzoening met haar toespitsing in de christologie, en de leer van de toekomst (eschatologie).”
Prof. Maris refereerde aan het verlies dat het echtpaar Van Genderen heeft geleden in het sterven van hun zoontje Dicky, een dag voor Van Genderens inauguratie, en in het sterven van hun zoon Wytze op 48-jarige leeftijd. „Deze gebeurtenissen hebben in hun leven een spoor hebben nagelaten, niet alleen van verdriet, maar ook van wonderlijke vertroosting en levende hoop. Passages in ”De Bijbel en de Toekomst”, over troost in een rouwproces, en over gedenken en uitzien, maken duidelijk dat hier geen theoretische beschouwingen worden geboden, maar dat dit geloofswerkelijkheid was. Voor hem hoeft er niet meer over te worden geschreven. Hij mag nu aanschouwen.”