Nieuwsgierig naar de tijger in de tuin
Titel:
”De uittocht uit Indië 1945-1995. De geschiedenis van de Indische Nederlanders”
Auteur: Wim Willems
Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 2001
ISBN 90 351 23611
Pagina’s: 398
Prijs: € 22,50, ƒ 49,50.Wim Willems van de Universiteit van Amsterdam gaf zijn boek ”De uittocht uit Indië 1945-1995” de weinig bescheiden ondertitel ”De geschiedenis van de Indische Nederlanders”. Hij doet een poging de situatie van de immigranten zo helder mogelijk in kaart te brengen. Voor het oog veranderde deze groep immigranten snel in model-Nederlanders, maar in de Indische kringen zelf voelde men zich in de jaren van de wederopbouw behandeld als buitenstaanders.
Op 16 juni 1989 werd in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit van Leiden de eerste studiedag Indische Nederlanders gehouden. De lezingen van deze dag werden in 1990 gebundeld door Wim Willems onder de titel ”Indische Nederlanders in de ogen van de wetenschap”. E. Samuels, topambtenaar van het ministerie van WVC, leidde de dag in. Samuels, zelf Indisch, maakte in zijn inleiding gewag van een opmerkelijke renaissance van de cultuur van de Indische Nederlanders.
Hij merkte dit bijvoorbeeld aan de grote aandacht voor het herdenkingsmonument in Den Haag. Hij noemde de inburgering van de Indische Nederlanders een succes, vooral veroorzaakt door de groeiende Nederlandse economie, het zuilensysteem dat tot daadwerkelijke solidariteit aanspoorde en de voortvarendheid waarmee de overheid de centrale opvang, de woningdistributie en het maatschappelijk werk regelde.
Geluidloos
Samuels sprak van een „geluidloze” integratie van de Indische Nederlanders. Toch meende hij dat dit „geluidloze” een dubbele betekenis heeft: weinig is nog bekend over het leed, het heimwee en de angsten van vooral de eerste generatie immigranten. In deze lacune voorziet Wim Willems met zijn boek.
Wie zijn nu die Indische Nederlanders? Indisch is een aanduiding die in de loop van de geschiedenis heel breed geïnterpreteerd is geweest. Indische Nederlanders kregen te maken met een enorm stuk onwetendheid. In zijn boek laat Willems er een aan het woord: „Die lui, die Nederlanders, wisten niets van ons. Van onze geschiedenis, van onze eilanden, hoe Indië in elkaar zat. (…) Ze stelden domme vragen. Vond ik. Of er een tijger in de tuin liep, zulke dingen. (…)
Ze wisten ook steeds –tot nu toe nog– geen onderscheid tussen wat een Indonesiër is, wat een Indische jongen is. Daar hebben ze geen idee van, nu nog niet. Nog steeds niet. Je kan het tien keer uitleggen, het gaat het ene oor in, het andere oor uit. Ze zijn gewoon niet geïnteresseerd. We zijn natuurlijk geen Indonesiërs. Een Indische jongen is altijd iemand van gemengd bloed, altijd met een Europese voorouder. Hij mag dan misschien wel 80% Indonesiër zijn, hij heeft toch een bloedvermenging. Een Indonesiër is zuiver Indonesisch.”
Volgens Willems is de meest gangbare benadering om er mensen mee aan te duiden die sociaal of raciaal van gemengde afkomst waren. In de twintigste eeuw raakten termen zoals Indo-Europeaan en Indische Nederlander ingeburgerd. Daarnaast ontstond de aanduiding ”totok” om Europese nieuwkomers aan te duiden.
Open deur
Na de onafhankelijk wording van Indonesië, toen diverse immigratiegolven (onder andere naar aanleiding van kwestie Nieuw-Guinea) Nederland overstroomden, werd deze groep door de overheden alhier beschouwd als repatriërende Nederlanders. Willems schat deze groep zo rond 1970 op ruim 200.000 personen. Toch bestond in de beeldvorming vooral een groep verindischte onderdanen. Het zal duidelijk zijn dat juist door deze houding een proces van groepsvorming op gang kwam.
De eerste stap op Nederlandse bodem was voor deze groep niet onverdeeld positief. In ons land werkten collectieve gevoelens van verdringing als het ging over het recente koloniale verleden. Dat boek moest dicht! Vervelend nu dat er groepen waren die ons herinnerden aan dat besmette verleden, die een duidelijk koloniaal stigma droegen. Ook werden zij door de Nederlandse overheid niet gezien als een aparte groep, met een eigen stuk historie en een eigen identiteit. Het waren slechts burgers die repatrieerden naar een staat waar ze rechtens toe behoorden. In het beleid werd dus geen plaats ingeruimd voor de eigen identiteit van deze groep.
Dat deze houding het groepsproces alleen maar versterkte, mag een open deur heten. Dit werd nog meer aangezet door het feit dat we in Nederland bepaald niet zaten te wachten op immigranten. Veel Nederlanders vertrokken juist in de jaren ’50. Eigenlijk was er geen plaats in ons overbevolkte land.
Zielig
Willems probeert het proces van inburgering zo volledig mogelijk te beschrijven. Door deze volledigheid krijg je soms het idee dat hij bezig is het zieligheidsgehalte van deze groep te vergroten. Is het zo erg dat ze af en toe aangesproken werden op hun uitspraak, hun kleding, hun uiterlijk? Dat lijkt me niet uitsluitend een behandeling voor deze groep. In grote lijnen levert de auteur een consciëntieuze beschrijving van het wel en wee van deze groep.
Curieus vind ik de uitkomsten van een enquête onder de bevolking van Rotterdam, die haar kennis over Indische Nederlanders duidelijk moet maken. Als positieve zaken komt naar voren: een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, netjes en stipt, ijverig, prettig in de omgang en goed in zijn vak. Aan de negatieve zijde: langzaam, geen verantwoordelijkheidsgevoel, slordig, slecht in zijn vak, lui en vervelend. Een kritische opmerking over de kwaliteit van deze enquête was op haar plaats geweest. Als positieve en negatieve kanten tegen elkaar weg te strepen zijn, is er óf geen goede vraagstelling geweest óf is het een demonstratie van het feit dat het met de integratie van de Indische Nederlanders wel goed zat omdat men nauwelijks met specifieke klachten komt.
Misschien wel de belangrijkste opmerking maakt Willems op bladzijde 56 van zijn boek: „Zo veel mensen, zo veel ervaringen. Aangezien de persoonlijke belevenissen van Indische repatrianten nooit systematisch zijn opgetekend, is het niet mogelijk een doorsnee-ervaring te reconstrueren.” Deze relativering had van mij best iets meer mogen doorklinken in het geheel van dit werk. Dit laat onverlet dat ieder die grondig geïnformeerd wil worden over het koloniale stigma van deze groep, de discussie en alles wat daarmee gepaard ging over de vrije toelating tot Nederland, de gefnuikte rehabilitatie voor geleden oorlogsschade en de strijd om de eigen sociaal-culturele erfenis met dit boek een belangrijke informatiebron in handen heeft.