Psalm 146 spiegel voor goed koningschap in crisistijd
Koningsdag vieren we dit jaar thuis. Geen défilé, zoals vroeger. Geen hoog bezoek aan de Limburgse hoofdstad Maastricht. Wel een koning die ons toesprak en het zorgpersoneel opzoekt om het een hart onder de riem te steken. Wat vertelt de Bijbel ons over de rol van een koning in crisistijd?
Van veel koningen in de Bijbel wordt gezegd dat ze niet doen wat goed is in de ogen God. Koning-schurken zijn rijk gezaaid in het Oude Testament en enthousiast worden over koning Herodes is ook niet gemakkelijk. Psalm 146:3 zegt zelfs: „Vertrouwt niet op prinsen, op het mensenkind, bij wie geen heil is.”
Koning Willem-Alexander is echter beschermheer van het Nederlands Bijbelgenootschap. Ook zijn voorgangers Beatrix, Juliana, Wilhelmina, Emma, Willem III en Willem II waren dat.
In het oude Israël kon de profeet Samuël niet nalaten het volk namens God te waarschuwen: Doe het niet! Neem geen koning. De enige echte koning die je moet hebben, is de hemelse Koning. Een aardse koning wil dat je zonen soldaat worden. Je zult op zijn land moeten werken. Ook je dochters moeten voor hem aan de slag. Een koning zal je bezit afpakken, op zijn minst tienden heffen. Uiteindelijk worden jullie slaven (1 Samuël 8:10-17).
Voorbeeldige koningen
Als ik een spa dieper steek, geeft het Bijbelse gedachtengoed toch te denken. Misschien doet de Bijbel niet zozeer principiële uitspraken tegen het koningschap, maar gaat het om een bepaalde manier van koning zijn. Een dictator-koning die zijn volk te grazen neemt, komt bij God niet weg. Een koning die een gewoon mens is, met al zijn al te menselijke hebbelijkheden, kan bij God, als hij vroom is, wel goed doen. Denk aan koning David, die alles deed wat God en mensen verboden hadden, maar toch ook een vrome gelovige was.
Zelfs heidense koningen konden voorbeeldig zijn. Denk aan de koning in Ninevé die zich bekeerde en zijn volk opdracht gaf om van hun kwade wegen terug te keren (Jona 3:6).
Zoals altijd kom je er dus niet uit door zomaar een paar teksten uit hun verband te rukken. Alsof de Bijbel een tijdloos receptenboek zou zijn, direct toepasbaar op welke situatie je ook zou bedenken.
Onderdanen beschermen
Bij zijn inhuldiging sprak Willem-Alexander over het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581, waarmee de Staten-Generaal de Spaanse koning afdankten. De eerste woorden daarin vertellen over wat zij van een koning verwachtten:
„Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen. (…) Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran.”
Oprecht
Die woorden voor een goede koning doen sterk denken aan de rest van Psalm 146, waar verteld wordt hoe God koning voor ons wil zijn. Hij ontfermt zich over wie het moeilijk hebben: de hongerigen, de gevangenen, wie gebogen gaan, de vreemdelingen.
Ik zie koning Willem-Alexander zich hieraan spiegelen. Hij sprak het volk bemoedigend toe in de coronacrisis. Hij leeft mee. En al vonden sommigen het misschien houterig, wat hij doet is oprecht.
De Bijbelse verhalen over het koningschap zijn niet allemaal een-op-een toepasbaar in onze tijd, maar geven wel stof tot nadenken. Bijvoorbeeld nu we deze Koningsdag thuis vieren.
De auteur is predikant in Rotterdam. Dit artikel is beschikbaar gesteld door het Nederlands Bijbelgenootschap en verschijnt ook op www.debijbel.nl