Kabinet wil infraklussen naar voren halen
De bouw- en technieksector reageert verheugd op het streven van het kabinet om werk voor de bouw aan te zwengelen.
Een speciaal team binnen Rijkswaterstaat gaat kijken welk werk aan (water)wegen, sluizen en kust naar voren kunnen worden gehaald nu de wegen wegens de ”intelligente lockdown” een stuk rustiger zijn. Dat meldde minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) woensdag aan de Tweede Kamer.
Het streven vloeit voort uit een monsterverbond met bouwers, techniekbedrijven, banken en lagere overheden. De 35 partijen gaan zich gezamenlijk inspannen om een „diepe en langdurige terugval in bouw- en infraproductie te voorkomen”, aldus hun verklaring. Daarmee willen ze sneller kunnen herstellen van de gevolgen van de coronacris, dan het geval was tijdens de economische crisis van tien jaar geleden.
„Nu het rustiger op de weg is, kunnen we bijvoorbeeld makkelijker een rijstrook afsluiten om extra meters te maken met het aanbrengen van een nieuwe laag asfalt of ander onderhoudswerk alvast meenemen”, zegt Van Nieuwenhuizen. „Dit levert niet alleen extra werk op voor de bouw maar zorgt er ook voor dat er minder hinder is als het weer drukker is op de weg.”
Daarnaast wordt er gekeken naar projecten die in de tweede helft van dit jaar of in 2021 van start kunnen gaan en neemt het kabinet maatregelen om de geldstroom naar aannemers op gang te houden.
Waar dit nog niet het geval is, worden betaaltermijnen zoveel mogelijk teruggebracht naar een maand. Voor langer lopende projecten wil Rijkswaterstaat ook per maand betalen. Het kabinet hoopt dat dit ervoor zorgt dat hoofdaannemers ook onderaannemers (vaak kleinere bedrijven die bijvoorbeeld onderdelen van projecten uitvoeren) goed blijven betalen.
„Ik zie dat de sector zich echt bewust is van wat er op het spel staat en dat alle partijen bereid zijn maatregelen te nemen om te voorkomen dat de bouw en de woningmarkt weer op achterstand komt”, zegt minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken).
Levensbelang
Het kabinet heeft daarnaast met tientallen cruciale spelers uit de bouw- en techniekbranche, bankensector en lagere overheden afspraken gemaakt over het door laten gaan of versnellen van investeringen, vergunningen en aanbestedingen in de woningbouw. Zo is afgesproken dat eventuele risico’s tussen partijen worden verdeeld en dat ze „zoveel mogelijk wederzijds coulance zullen betrachten.”
De partijen hebben aangegeven dat ze de woningbouw op gang willen houden en door willen gaan met verduurzaming van vastgoed. Fabrikanten en groothandels in bouwmaterialen zullen proberen om voldoende voorraden te houden. Ook gaan de organisaties zich inspannen om vakkrachten te behouden voor de sector omdat verlies van werkgelegenheid dreigt.
Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, voelt zich „bijzonder gesteund” door Van Nieuwenhuizen. „Een vitale bouw- en infrasector is van levensbelang voor de Nederlandse economie. Werk in de markt blijven zetten en daar waar mogelijk naar voren halen is de beste waarborg voor spoedig economisch herstel.” Hij roept grote opdrachtgevers ook snel te blijven betalen.
Voorzitter Doekle Terpstra van branchevereniging Techniek Nederland reageert: „Hoe acuut en ingrijpend deze crisis ook is, we mogen de langzame en minder zichtbare crisis van het klimaat niet uit het oog verliezen. Daarom ben ik blij met de inzet van de minister, de andere branches en banken om hier samen de schouders onder te zetten. Verduurzaming van onze gebouwde omgeving kan ons helpen om de pijn van de coronacrisis te verzachten.”