Geestelijke opvoeding
Psalm 101:2
„Ik zal verstandelijk handelen in de oprechte weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden van mijn huis wandelen in oprechtheid mijns harten.”
Liefde, wijsheid, trouw en kracht verenigen zich in de wijze waarop de tucht vorm krijgt, alsook in de uitvoering ervan. Het moet daarom wel volmaakte tucht zijn; de meest complete en meest effectieve tucht die je kunt bedenken of willen. Het is goed om de tucht in dit licht te zien, want als we dat doen zullen we helemaal tevreden zijn met alles wat er gebeurt en zullen we ervaren dat het goed is.
Maar laten we ons thema ook vanuit een ander gezichtspunt benaderen. We hebben gezien wat de tucht is zoals die uit God voortkomt; laten we nu kijken hoe die op de mens inwerkt. God kastijdt Zijn kinderen met de bedoeling om hen op te voeden en te oefenen. Hun onvolmaakte geestelijke toestand maakt dit noodzakelijk. We gaan nu verder om te onderzoeken hoe de tucht werkt en op welke delen van de ziel zij vooral gericht is. Want hoewel de tucht zich ongetwijfeld uitstrekt tot de hele ziel in al haar delen en krachten, kan het toch goed zijn om te zien hoe de oefening werkt ten aanzien van het verstand, de wil, het hart en het geweten. Het is de oefening van het verstand. Van nature valt ons niets te leren en zijn we buitengewoon onkundig. We weten niets en we willen ook niets weten. Het gemak van voorspoed vergroot dit kwaad nog verder.
Horatius Bonar, predikant in Edinburgh
(”Vaderlijke kastijding”, 1847)