Europa had ‘geluk’ bij SARS uitbraak
Dat Europa grotendeels gevrijwaard bleef van SARS was meer ‘geluk’ dan wijsheid. Het ontbreekt in Europa op nationaal en Europees niveau nog te veel aan samenwerking tussen de medische– en de landbouwautoriteiten. Er zijn wel draaiboeken voor een uitbraak, maar die zijn of voor de medische, of voor de veterinaire sector geschreven.
Dat stelt de Gezondheidsraad in een rapport over de risico’s van infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan. Het rapport is donderdag gepresenteerd op een Europese conferentie die minister Hoogervorst (Volksgezondheid) en zijn landbouwcollega Veerman hebben georganiseerd.
Volgens Hoogervorst geeft de recente vogelgriep aan dat een nauwe samenwerking tussen de diergeneeskunde en de gezondheidszorg belangrijk is. Hij erkent dat de diverse organisaties, agentschappen, beroepsbeoefenaren en bevoegde instanties hun inspanningen meer op elkaar afstemmen, zodat een gezamenlijke aanpak voor opkomende infectieziekten van dierlijke oorsprong mogelijk wordt. Maar Hoogervorst noemde het een lastig probleem dat de Europese Unie bijna geen bevoegdheden heeft op het terrein van volksgezondheid. „Voor landbouw en veeteelt kunnen we misschien wel volstaan met een beetje minder regels, terwijl een beetje meer regulering in het zorgveld welkom zou zijn."
De tweedaagse conferentie is bedoeld om te komen tot een Europees programma en concrete afspraken over bestrijding, doorlopend onderzoek en communicatie bij een uitbraak van dergelijke infectieziekten. Het advies van de Gezondheidsraad geeft daartoe een aanzet.
Volgens de raad zijn uitbraken van infectieziekten die van dier op mens overgaan nauwelijks voorspelbaar en te voorkomen, maar is Europa wel een risicogebied. Vooral RNA–virussen, die zichzelf snel aanpassen aan veranderende omstandigheden, hebben de grootste kans om op te duiken.
De kans op een uitbraak kan kleiner worden door strikte naleving van hygiënische voorschriften op markten, pluimveebedrijven of andere plaatsen waar dieren levend over de toonbank gaan. Maar de raad ziet meer in snelle opsporing en reactie bij een uitbraak.
Dus moeten alle deskundigen afspreken hoe ze snel informatie met elkaar delen, hoe ze met slachtoffers of besmette personen omgaan en hoe de voorlichting aan de bevolking verloopt. Dat laatste moet zowel onrust als verdere besmetting voorkomen.
Op Europees niveau moet er naast het maken van betere afspraken, het geven van leiding aan het Europees Centrum voor Ziektepreventie en Controle (ECDC) en het zorgen voor een goed laboratorium, ook veel meer geïnvesteerd worden in onderzoek naar opduikende infectieziekten die van dier op mens over gaan. Uiteraard zijn heldere afspraken tussen de EU en de Wereldgezondheidsorganisatie WHO, de voedsel– en landbouworganisatie FAO en het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE) nodig.