Nederlandse natuur heeft een kapitein nodig
Voor een goede ontwikkeling en behoud van natuur en landschap moet een overheidspartij aan het roer staan. De natuur dreigt de dupe te worden van „bestuurlijke versnippering" omdat steeds meer organisaties met ieder hun eigen belangen zich met het ’groen’ bezighouden.
In de Natuurbalans 2004, die het Milieu– en Natuurplanbureau van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) donderdag presenteerde, schetsen de onderzoekers de ontwikkeling van de Nederlandse natuur tussen 1990 en 2002. Zij constateren dat de resultaten „wisselend” zijn. Zo gaat het met de vleermuizen goed, maar gaat het aantal weidevogels achteruit. De natuurkwaliteit is in de duinen en heide het sterkst teruggelopen, terwijl dieren en planten de vruchten plukken van een betere waterkwalitiet van beken en rivieren. In de Nota Ruimte en de Agenda voor het Vitaal Platteland legt het kabinet meer verantwoordelijkheid voor de indeling van het landschap en zodoende ook voor natuurontwikkeling in handen van de provincies. Volgens het planbureau zijn echter „de rol en bevoegdheden”, die de provincies krijgen, niet duidelijk vastgelegd. Zolang de provincies niet de benodigde „krachtige regie” kunnen voeren over natuur en landschap blijft er ruimte voor andere partijen om een gebied meer naar eigen goeddunken in te richten. Tegengestelde belangen tussen organisaties en een gebrek aan regie doen de natuur geen goed. „De verstedelijking die Nederland de laatste decennia doormaakt, leidt tot een afname van de kwaliteit van het landschap. Historische kenmerken gaan nog steeds verloren”, stelt het planbureau. Plannen en beleid om de natuur weer de ruimte te geven, hebben nog niet altijd het gewenste effect gehad. Volgens de onderzoekers „stagneert” de laatste jaren onder meer de ontwikkeling van de Randstadgroenstructuur, terwijl de woningbouw gestaag doorgaat. Als voorbeeld wordt Zoetermeer aangehaald, waar het Bentwoud „niet van de grond is gekomen”.