Bot uit zorgen over situatie Tsjetsjenië
De mensenrechten in Tsjetsjenië moeten op de agenda blijven staan, ondanks de terreurdaden die sommige Tsjetjenen onlangs hebben gepleegd. Die boodschap heeft minister Bot van Buitenlandse Zaken woensdagmorgen uitgedragen in het Europees Parlement in Straatsburg. Bot sprak in zijn hoedanigheid als voorzitter van de EU.
Bots verhaal ligt mogelijk gevoelig in Moskou. Vorige week, toen de EU-ministers van Buitenlandse Zaken bijeen waren in Limburg, reageerden de Russen als door een wesp gestoken op de eerste reactie van de Nederlandse minister op het gijzelingsdrama in Beslan, waarbij rond de 400 doden zijn gevallen. Bot vroeg zich toen af „hoe deze tragedie heeft kunnen gebeuren.”
Woensdag benadrukte Bot dat de kwestie Tsjetsjenië meer is dan het bestrijden van terroristen. „De terroristische aanvallen hebben Moskou ervan overtuigd Tsjetsjenië te presenteren als voornamelijk een antiterreuronderwerp. Dat geeft reden tot zorg. Wij (de EU-ministers) zijn consequent geweest in onze positie dat bij de strijd tegen terrorisme, de mensenrechten gerespecteerd moeten worden. (…) We zullen doorgaan met het presenteren van deze positie aan Rusland bij komende gelegenheden.” Op 11 november vindt in Den Haag een top tussen de EU en Rusland plaats.
Eerder deze week weigerde het europarlement een resolutie aan te nemen waarin de bloedig afgelopen gijzeling door Tsjetjenen van de school in Beslan wordt veroordeeld, maar tegelijk aandacht wordt gevraagd voor wat de Russen in Tsjetjenië doen. De grote partijen vonden dat zo’n tekst de indruk zou kunnen wekken dat ze de moord op kinderen zouden goedpraten.
In een rapport van de Internationale Helsinki-Federatie voor de Mensenrechten dat woensdag is gepresenteerd staat dat mensenrechtenactivisten in Tsjetsjenië en Ingoesjetië in toenemende mate in gevaar verkeren en daarom de steun van de internationale gemeenschap nodig hebben om hun werk te kunnen voortzetten.
Volgens het rapport van de federatie is het aantal geweldplegingen tegen mensenrechtenactivisten in zowel Tsjetsjenië als Ingoesjetië sinds het begin van de tweede Tsjetsjeense oorlog in 1999 explosief toegenomen. De organisatie telde in de afgelopen vijf jaar dertien moorden, zes verdwijningen, vier ontvoeringen, negentien gevallen van marteling of mishandeling, negentien onterechte arrestaties en 69 gevallen van intimidatie.
In het rapport wordt ook gewag gemaakt van geweld tegen Tsjetsjeense burgers die bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aanklachten tegen de Russische staat hebben ingediend wegens eerdere mishandelingen. De federatie haalt in het bijzonder het verhaal aan van één anti-oorlogsactiviste die een aanklacht had ingediend wegens marteling in een beruchte Russische gevangenis in Tsjetsjenië. Onbekende gewapende mannen die zich volgens getuigen voortbewogen in een Russisch legervoertuig, drongen in mei 2003 haar huis binnen en schoten haar, haar man, haar zoon en haar broer dood. Alleen een in het huis aanwezige baby werd in leven gelaten, zo stelt het rapport.
Volgens de Helsinki-Federatie is de toenemende druk op mensenrechtenactivisten in de Noord-Kaukasus het gevolg van drie ontwikkelingen in Tsjetsjenië en Ingoesjetië. Ten eerste is er de vestiging van een machtige en opvallend wrede lokale overheid in Tsjetsjenië die iedere oppositie met wortel en tak wil uitroeien. Daarnaast is er de verkiezing van de voormalige officier van de Russische veiligheidsdienst Moerat Zjazikov tot president van Ingoesjetië, waar alleen al dit jaar ten minste tien verdwijningen per maand worden gemeld. Ten slotte is er „de federale politieke beslissing om opposanten te intimideren en te elimineren en Tsjetsjenië af te sluiten voor observatie van buiten”, aldus het rapport.
Een aantal van de gevallen van geweldpleging tegen mensenrechtenactivisten wordt in het rapport toegeschreven aan de separatistische rebellen in Tsjetsjenië, maar volgens de federatie zijn in 107 van de 141 gevallen die zij heeft geteld, Russische soldaten, politieagenten of veiligheidsagenten de schuldigen. Daarom roept de federatie buitenlandse overheden op de druk op Rusland op te voeren opdat het zich aan de mensenrechten houdt en activisten beschermt tegen geweld.