Predikant anno 2020: „Inspirerend en adequaat leider”
Het is inmiddels een open deur: het ambt staat, in deze tijd van mondigheid, steeds meer ter discussie. Nieuwe en interdisciplinaire bezinning op leiderschap biedt echter ongekende kansen voor de kerken in een post-christelijke samenleving, vinden de VU-theologen dr. Leon van den Broeke en prof. dr. Eddy van der Borght.
In een tijd waarin de wereld door de coronacrisis op zijn kop staat en de behoefte aan inspirerende leiders groeit, verrassen beide theologen christelijk Nederland met een reeks beschouwingen over ambt, leiderschap en religieus ondernemerschap, in de bundel ”Religieus leiderschap in post-christelijk Nederland”.
Het boek is het resultaat van tien jaar gesprekken met religieuze leiders, de geloofsgemeenschappen die zij dienen, en de theologische opleidingen. Van den Broeke is hoofddocent religie, recht en samenleving aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en hoofddocent kerkrecht aan de Theologische Universiteit in Kampen. Van der Borght is Desmond Tutu hoogleraar theologie aan de VU.
De redacteuren hebben gekozen voor de term leiderschap in de titel. Van der Borght: „Het woord ambt is een heel kerkelijk begrip, terwijl leiderschap een veel ruimere betekenis kent en ook breed ingang gevonden heeft in de praktische theologie. Bovendien is ons boek een oecumenische bundel. Het begrip ambt is voor bijvoorbeeld evangelischen en baptisten nauwelijks bekend.”
Van den Broeke: „We wilden ook niet het toenemend aantal pioniers en kerkelijk werkers uitsluiten, onder wie sommigen opereren buiten de traditionele kaders van het ambt.”
In hoeverre kan de kerk worden gezien als een ‘gewone’ maatschappelijke organisatie, die vakkundig en efficiënt bestuurd moet worden?
Van den Broeke: „De gemeente functioneert ook in het publieke domein en maakt daarom deel uit van het rechtsverkeer dat empirisch in kaart gebracht kan worden. Maar de gemeente is natuurlijk meer dan een maatschappelijke organisatie: zij is een gemeenschap van een eigen soort, een gelóófsgemeenschap.”
De bundel schetst een spanning tussen enerzijds de professionalisering van het ambt –met meer aandacht voor agogische en communicatieve vaardigheden– en anderzijds een pleidooi voor de persoonlijke en spirituele vorming van de pastor. Hoe gaan die samen?
Van der Borght: „Als kerk moet je rekening houden met de diversiteit van de samenleving en dat betekent dat een pastor tegenwoordig een professional moet zijn die adequaat leidinggeeft. Een kerkelijk leider heeft iets van een manager in zijn vingers, iemand die de mensen aanstuurt en beleid maakt. Maar alleen met management gaat het in de kerk natuurlijk ook niet werken.”
Van den Broeke: „Ook in orthodoxe kringen kunnen voorgangers het niet alleen redden met hun ambt. Ze hebben empathie nodig, het vermogen om te luisteren. In een kerkelijke monocultuur gaat het misschien lang goed zolang er geen conflicten zijn, maar zodra die zich voordoen is er een professionele aanpak nodig. Je komt trouwens ook een reclericalisering tegen: voorgangers willen weer een wit boordje dragen. Sommige predikanten treden zelfstandig op, los van ouderlingen en diakenen. Maar verschuilen achter het ambt gaat niet meer. Gezag moet je verdienen, dat geldt vooral in een tijd van crisis.”
Predikanten klagen over te veel bestuurlijke en managementtaken, ten koste van typisch ‘eerstelijns’ activiteiten, zoals verkondiging en pastoraat. Zij hebben, zo zeggen zij zelf, hun beroep niet gekozen op grond van een voorliefde voor besturen en leidinggeven. Ligt hier niet de oorzaak van toenemende werkdruk en burn-out?
Van der Borght: „Herkenbaar. Je komt soms priesters tegen die van de ene parochie naar de andere snellen om de eucharistie te vieren, zodat ze het gevoel hebben: Wat gebeurt er eigenlijk met mij? En met name orthodoxe reformatorische kerken ondervinden soms flinke concurrentie van evangelische gemeenten die vooral jongeren aantrekken. Dat legt ook een grote druk op predikanten.”
Van den Broeke: „Vergeet niet dat er steeds meer bezuinigd wordt op predikantsplaatsen. Dan is het belangrijk dat er keuzes gemaakt worden. En wat doe je dan: geef je alle aspecten van de zakelijke organisatie uit handen of probeer je juist op een geestelijke wijze daaraan leiding te geven? We moeten het ambt ook niet te geestelijk maken: bij de evangelieverkondiging horen corveetaken er net zo goed bij.”
U spreekt in uw boek ook van religieus ondernemerschap. Klinkt dat niet te economisch?
Van der Borght: „Het woord is vooral bedoeld in een missionaire context. We hebben te maken met een situatie waarin er een toenemend aantal parttime predikanten is en dan is het zaak om je tijd efficiënt in te delen en ook als ondernemer te werk te gaan.”
Van den Broeke: „Soms is een zakelijke benadering nodig, maar dat gebeurde vroeger ook bij zendelingen in overzeese gebieden, die in heel andere omstandigheden verschillende competenties moesten hebben om hun werk te doen.”
Theologische kennis wordt als steeds minder belangrijk ervaren ten opzichte van professionaliteit, zo stelt de bundel. Ervaringskennis en beleving worden vaak belangrijker gevonden dan een goede uitleg van religieuze bronnen. Is dat niet de doodsteek voor de klassieke theologische opleiding van de kerk, die zich sterk maakt voor de studie van de grondtalen en de geloofsleer (dogmatiek)?
Van der Borght: „We moeten het feit accepteren dat theologie als academische discipline absoluut niet vanzelfsprekend meer is in de huidige wetenschap. Dan moet je je de vraag stellen in hoeverre de klassieke theologische opleiding nog voldoet aan de behoeften van deze tijd. Is het voor een voorganger –in een steeds meer missionaire context– nog absoluut noodzakelijk om kennis van Grieks en Hebreeuws te hebben? We stellen het als een vraag, maar het wordt wel steeds meer een probleem.”
De situatie van post-christendom heeft grote consequenties voor het ambt, laten diverse bijdragen zien. De bundel neigt ernaar ook dit te zien als een uitdaging: creatieve kansen voor een overtuigde ‘rest’. Dus niet alleen reden tot zorg en klagen?
Van den Broeke: „Laat het duidelijk dat het veel pijn doet dat kerkleden afhaken en dat het steeds moeilijker wordt om een gemeente financieel gezond te houden. Maar het vergt wel steeds meer van de voorganger om het Evangelie in de context van deze tijd te brengen.”
Van der Borght: „Precies, post-christendom geeft naast verdriet over wat verloren gaat ook nieuwe kansen in een gewijzigde context om opnieuw het verhaal van het goede nieuws van Jezus, de Christus, te vertellen.”
Van den Broeke: „Wij zeggen niet dat orthodoxe reformatorische kerken en opleidingen moeten veranderen en creatief móéten zijn. Laten zij de dingen doen die ze altijd gedaan hebben en die meestal ook goed verlopen en voldoen aan de behoeften. Maar het is voor voorgangers wel van belang dat zij zich bewust worden van nieuwe, post-christelijke uitdagingen.”
Opvallend is dat de bundel nergens spreekt over de ordinering en wijding van vrouwen. Te gevoelig voor veel kerken, zoals de Rooms-Katholieke Kerk en de kleinere reformatorische kerken? Of gewoon al geaccepteerd bij veel kerken?
Van der Borght: „Dit thema hebben we niet verder gethematiseerd. Het blijft zeker een onderwerp voor verdere reflectie, maar het stond gewoon niet centraal bij de vraag wat leiderschap in de christelijke kerk betekent in een situatie van post-christendom.”
Dit boek is de uitkomst van een brede bezinning op ambt en leiderschap gedurende de laatste tien jaar. Wat zijn de vervolgstappen?
Van den Broeke: „Wij hebben onze resultaten gepresenteerd op een internationale conferentie in 2017 over leiderschap in Brussel, waar onze theologische en religieuze insteek welwillend werd ontvangen. We doen nu vervolgonderzoek naar leiderschap in een Europese context. Het thema is enorm belangrijk om in een internationale setting verder uit te werken.”
Van der Borght: „Ik ben een leerling van Calvijn, die van een geestelijke leider verwacht dat hij Christus op ambtelijke wijze vertegenwoordigt. Juist in deze tijd zijn christelijke leiders nodig die niet alleen de kerk maar ook de wereld verwijzen naar Christus. Dat is de uiteindelijke inhoud en claim van ons begrip leiderschap.”
Religieus leiderschap in post-christelijk Nederland; Eddy van der Borght, Leon van den Broeke; KokBoekencentrum; 320 blz.; € 29,99.