EU verdeeld over winstbelasting
Binnen de EU bestaan stevige meningsverschillen als het gaat om de invoering van gemeenschappelijke bepalingen in de sfeer van de vennootschapsbelasting (vpb). Zo is de introductie van een minimumtarief nog ver weg.
Dat bleek afgelopen zaterdag tijdens een informele vergadering van de Europese ministers van Financiën in het Kurhaus in Scheveningen. Onder voorzitterschap van Zalm wijdden zij een volgens sommigen verhitte discussie aan vragen over de bemoeienis van de Unie met de fiscale regelgeving voor bedrijven.
Duitsland en Frankrijk bepleiten een ondergrens voor het tarief. Zij willen daarmee voorkomen dat regeringen de heffing op de winst gebruiken als instrument in de onderlinge concurrentieslag. Vooral de nieuwe lidstaten proberen concerns te lokken met lage aanslagen.
De Franse bewindsman Sarkozy heeft zelfs geopperd om landen die een buitengewoon gunstig regime hanteren het recht op subsidies uit Brussel te ontzeggen. Zij kunnen namelijk, zo luidt zijn argumentatie, dankzij die geldstromen uit de gemeenschappelijke kas de ondernemingen ontzien.
Deze radicale suggestie werd door de meeste van zijn collega’s volstrekt van de hand gewezen. „Die benadering maakt geen schijn van kans. We zijn niet van plan andere partners te straffen omdat Duitsland en Frankrijk niet over de ruimte beschikken om hun belastingdruk te verlichten”, aldus de Oostenrijker Grasser. Zijn Slowaakse ambtgenoot Miklos noemde het „een absurd idee.”
Maar ook de gedachte van een bodemtarief stuit op veel weerstand. Groot-Brittannië en Ierland benadrukken dat zij elke poging om belastingen te harmoniseren verwerpen. Onder meer Spanje, Polen en de Scandinavische EU-leden voelen evenmin iets voor een minimumniveau. Zalm daarentegen liet er zich vorige week in het Europees Parlement wel positief over uit.
De tarieven liggen in West-Europa in het algemeen rond de 30 procent. In de op 1 mei toegetreden naties in het oostelijk deel van het continent schommelt het gemiddelde in de buurt van de 20 procent.
Momenteel valt moeilijk vast te stellen waar een bedrijf het goedkoopst uit is, omdat de landen met verschillende definities en aftrekposten opereren. Daarom heeft commissaris Bolkestein (Interne Markt en Fiscale Zaken), die geen ingrepen in de heffingspercentages wenst, een voorstel vervaardigd om een gelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting te introduceren. Maar ook daarover heerst vooralsnog geen eensgezindheid. „De opvattingen zijn verdeeld”, moest Bolkestein in Scheveningen constateren na een debat met de ministers. Zij spraken af dat een werkgroep van fiscale experts de voor- en nadelen gaat bekijken van de door hem beoogde opzet.
De Commissie heeft haar prognose voor de economische groei in dit jaar in opwaartse richting herzien. Zij verwacht thans dat de bedrijvigheid in de EU met 2 procent zal toenemen. Eerder hield zij het op een expansie van 1,7 procent. Commissaris Almunia (Economische en Monetaire Zaken) baseert de aanpassing op de gestegen export in de eerste zes maanden. De binnenlandse vraag blijft echter relatief zwak. Gevoegd bij de negatieve effecten van de hoge olieprijzen is een al te groot optimisme niet op zijn plaats, meent Almunia.
Topman Groenink van ABN AMRO sprak zaterdag met de ministers over problemen die banken ontmoeten als zij elders in Europa een overname proberen te realiseren. Volgens hem is er soms tegenwerking van de zijde van de lokale toezichthouders ofwel de centrale banken. Hij waarschuwt dat financiële instellingen in Europa achterblijven bij de Amerikaanse concurrenten als het gaat om uitbreiden via fusies en acquisities.
De bewindspersonen hebben de Europese Commissie gevraagd de obstakels in kaart te brengen. President Wellink van De Nederlandsche Bank speelde de bal terug naar de politici. Hij beweert dat vaak juist zij een barrière opwerpen, omdat zij niet graag zien dat een bank in buitenlandse handen komt.