Kerk & religie

​Psalmen zingen op de stoep bij de predikant ​

Als bestuurslid van Stichting Hulp Oost-Europa kwam prof. dr. Cees Gooijer met veel christenen in Oost-Europa in aanraking. Het verruimde zijn blik: „Wij hadden de financiële armslag, zij hadden ons geestelijk wat te bieden.”

Bastiaan van Soest
16 March 2020 16:28Gewijzigd op 16 November 2020 18:33
​Cees Gooijer was ruim 30 jaar betrokken bij het werk van Stichting Hulp Oost-Europa. beeld Sjaak Verboom
​Cees Gooijer was ruim 30 jaar betrokken bij het werk van Stichting Hulp Oost-Europa. beeld Sjaak Verboom

In zijn woonkamer in Huizen vertelt de emeritus hoogleraar scheikunde aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam over zijn werk voor Stichting Hulp Oost-Europa (HOE). In januari nam hij afscheid als voorzitter van de raad van toezicht, nadat hij in twee perioden ruim 30 jaar bij de hulpverleningsorganisatie betrokken was.

Hoe bent u met het werk van de stichting in aanraking gekomen?

„Dat kwam door Jan van der Graaf, de toenmalige secretaris van de Gereformeerde Bond, ook inwoner van Huizen, die mij in 1978 vroeg voor dit werk. Zodoende kwam ik in het bestuur van de toen nog jonge stichting terecht.

Begin jaren zeventig van de vorige eeuw werd ds. J. van Rootselaar, hervormd emeritus predikant te IJsselmuiden, geraakt door het lijden van vervolgde christenen in Hongarije. De predikant reisde naar dat land dat toen nog achter het IJzeren Gordijn lag. Hij zag daar het lijden van christenen onder de druk van een totalitair regime. In 1976 werd de stichting Hulp Oost-Europa opgericht en kon er gericht hulp worden geboden. We reisden in tweetallen naar Hongarije en Roemenië.”

Daar werd u met open armen ontvangen?

„Vaak wel, maar niet altijd onmiddellijk. Ik herinner me goed dat ik samen met broeder Jos Joosse in Roemenië bij ds. Ferenc Visky kwam. Daar werden we wat wantrouwend bekeken. Dat was ook niet zo vreemd omdat de Securitate, de geheime dienst in Roemenië, op allerhande manieren in contact probeerde te komen met christenen om ze te kunnen intimideren en het werken in de gemeenten zo veel mogelijk te belemmeren. Dus toen wij op de stoep stonden, was het de vraag of we te vertrouwen waren. „Zing maar een psalm”, zei ds. Visky. En daar stonden we dan, psalmzingend op de stoep van zijn huis. We bleken christenen te zijn en geen handlangers van de geheime dienst. Het was wel logisch dat er argwaan was. In de tijd van het communisme hebben de Hongaarse christenen in Roemenië onder dictator Ceausescu erg geleden. De snelheid van de val in 1989 heeft me destijds enorm verbaasd.”

U zag het verdwijnen van het IJzeren Gordijn niet aankomen?

„Nee, en al helemaal niet zo snel. Ik weet nog wel dat we na de plotselinge val van Ceausescu thuis uit het Bijbelboek Daniël lazen. Koning Nebukadnezar droomde en eiste dat zijn uitleggers hem de droom en de betekenis daarvan zouden uitleggen. Een onredelijk verzoek. De jonge Daniël kreeg van God de droom en de uitleg te weten. Daarna dankte hij God en bad: „Want Hij verandert de tijden en stonden; Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt de koningen.” Ik heb het verdwijnen van het communisme in Roemenië ook zo ervaren.”

Is de manier waarop hulp verleend wordt veranderd?

„In de loop van dertig jaar is de aanpak wel veranderd. We hebben nu te maken met een situatie die heel anders is dan vóór 1989. Voor de val van het communisme werden er bijvoorbeeld Bijbels gesmokkeld naar Roemenië. In Delft hadden we een depot waar de auto’s, die we gebruikten voor het transport, werden aangepast om Bijbels in te kunnen verstoppen. Dat liep niet altijd goed af bij de grens tussen Hongarije en Roemenië. We lieten weleens een pakje sigaretten vallen voor de grensbewakers om door te kunnen rijden met onze belangrijke vracht.”

Gooijer had daarnaast de verantwoordelijkheid over de besteding van het opgehaalde geld. „We werkten met geld van de achterban. Je kon de guldens bij de bank in Roemenië omwisselen. Je kreeg dan voor een gulden tien lei, de Roemeense munteenheid. Maar buiten de bank kreeg je er 100 lei voor. Dat is niet legaal en daar wil je niet aan meewerken. Tegelijkertijd wil je toch het opgehaalde geld goed besteden.”

Gelijkheid

Tegenwoordig is het werk geprofessionaliseerd en werkt HOE projectmatig, aldus Gooijer. „Je gaat niet meer met een zak geld naar Oost-Europa. Daar help je uiteindelijk niemand mee. Bovendien is geld een middel, geen doel. Het doel is dat de ontvanger van de hulp ook de verantwoordelijkheid draagt. De stichting steunt gemeenteopbouw, diaconale projecten en werkt onder de Roma, een zigeunervolk. Zij zijn ontvankelijk voor het Evangelie.”

Het werkgebied van de stichting is in de loop van de jaren uitgebreid. Niet alleen in Roemenië en Hongarije, maar ook in Polen, Rusland, Slowakije, Oekraïne en Moldavië is HOE actief.

Gooijer: „Het is ook belangrijk dat de hulpverlening niet eenzijdig is. Niet alles moet van ons komen. Gelijkwaardigheid en wederkerigheid zijn belangrijk. Wij kunnen heel wat leren van christenen uit Oost-Europa.”

Zoals?

„Een kleinzoon van ds. Visky was recent in Nederland, samen met een predikant uit Moldavië. Ze zeiden: „Jullie westerlingen komen in twee weken tijd veel bezoeken doen. Dat is heel efficiënt. Maar werk eerst eens aan vertrouwen, leg contacten en ga investeren in het onderhouden van persoonlijke relaties.”

Het geloofsvertrouwen van christenen in Oost-Europa heeft me best geraakt. We waren eens te gast bij een kleine gemeente. Het aantal kerkgangers kwam, inclusief mijn vrouw en ik, uit op zes. Dat is niet zoveel. Wij zouden zeggen: „Hef die gemeente maar op en ga samen met een buurgemeente.” Maar zo ging het niet. Men ervoer dat God het zaad van het Evangelie daar geplant had. Dus bleven ze op hun plaats. Dat vertrouwen vond ik indrukwekkend.”

Gooijer merkt op dat zijn blik aanzienlijk is verbreed door wat hij zag en hoorde in Oost-Europa. „Wederzijdse geestelijke contacten zijn voor mij het meest waardevol gebleken”, aldus de emeritus hoogleraar. „Wij hadden de financiële armslag, maar zij hadden ons geestelijk wat te bieden.”

Wat deed het zien van de armoede met u persoonlijk?

Voor het eerst valt het gesprek een moment stil. Gooijer kijkt naar buiten terwijl hij nadenkt. Hij formuleert bedachtzaam: „Wij weten hier in Nederland niets van armoede af. Wij leven hier, als we niet oppassen, vooral met schijnzekerheden. We hebben alles voor elkaar. We zijn verzekerd voor van alles en nog wat. Maar er kan zomaar wat gebeuren met je. In Oost-Europa was er veel meer het leven in afhankelijkheid. Vasthouden aan God Die regeert. Hij houdt Zijn kerk in stand. Die afhankelijkheid heeft mij wel wat gedaan.”

Het communisme is uit Oost-Europa verdwenen. Kunnen stichtingen als HOE uiteindelijk worden opgeheven?

„Dat denken mensen in Nederland nog weleens. Je hoort dan: „Het communisme is nu toch weg? En er is overal wat. Hulpverlening is hier ook nodig.” Ik vind dat erg egoïstisch. Het is nog steeds nodig om dienstbaar te zijn aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk, voor zover dat in de handen van mensen ligt. Maar daar mag je wel aan meewerken.”

Levensloop prof. dr. Cees Gooijer

Cees Gooijer (1947) was hoogleraar scheikunde aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam. Hij is (co)auteur van ruim 250 wetenschappelijke publicaties in internationale tijdschriften en boeken. Tot aan zijn emeritaat in 2011 gaf hij colleges. Tegenwoordig geeft hij nog invalcolleges scheikunde aan de VU en is hij betrokken bij het hoger onderwijs voor ouderen (HOVO).

Gooijer was betrokken bij het jeugdwerk in de hervormde gemeente van Huizen. Daar was hij tot 2017 ambtsdrager en voorzitter van de algemene kerkenraad. Hij maakte van 1978 tot 1991 deel uit van het bestuur van Stichting Hulp Oost-Europa. Van 2000 tot 2020 was hij voorzitter van de raad van toezicht.

Het echtpaar Gooijer-van As kreeg vijf kinderen, die inmiddels gehuwd zijn, en zeventien kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer