King Kong
Dubbelspion Chris Lindemans, alias King Kong, verraadde aan de Duitse Abwehr tientallen Franse, Belgische en Nederlandse verzetsstrijders. Ook waarschuwde hij de Duitsers begin september 1944 dat de geallieerden een luchtlandingsaanval beraamden. Opvallend is dat Lindemans in het najaar van 1944 aan de slag was gegaan bij het hoofdkwartier van prins Bernhard, die toen opperbevelhebber was van de Binnenlandse Strijdkrachten. De prins was gewaarschuwd, maar toch werd King Kong ingezet als verbindingsofficier tussen het hoofdkwartier en de Canadese inlichtingendienst.
Dit omdat prins Bernhards adjudant Kas de Graaf met een briefje ”King Kong is allright” de weg had gebaand voor Lindemans’ verraad. „Kas de Graaf was aanvankelijk bijzonder positief over King Kong en sloeg onvoldoende acht op signalen over diens mogelijke onbetrouwbaarheid. Dit hing samen met het feit dat het Lindemans was geweest die hem in het najaar van 1943 door bezet Frankrijk had geloodst op weg naar de vrijheid, op een moment dat De Graaf meende dat zijn laatste uur geslagen had”, stelt Bob de Graaff, als historicus verbonden aan de afdeling geschiedenis van internationale betrekkingen van de Universiteit Utrecht. De Graaff schreef (in 1992 en 1997) twee boeken over de zaak-King Kong. Op grond van het briefje van Kas de Graaf werd Lindemans door de Canadese diensten geschikt bevonden om achter de linies te opereren. Lindemans ging door de linies naar Eindhoven en vertelde wat hij wist aan de Duitsers.
Prins Bernhard kwam in het nauw toen Britse kranten begin 1945 meldden dat Lindemans de luchtlandingen bij Arnhem had verraden. Volgens twee anonieme medewerkers van een inlichtingendienst zou King Kong de uiterst geheime informatie op het hoofdkwartier door loslippigheid van stafmedewerkers van Bernhard hebben gekregen. Weer anderen zeggen dat King Kong in de archieven van prins Bernhard heeft gesnuffeld. „Maar daarvoor is geen enkel concreet bewijs”, aldus De Graaff. De dubbelspion zou de Duitsers vlak voor de luchtlandingen van de plannen op de hoogte hebben gebracht, waardoor de operatie mislukte, schreven de kranten.
Bob de Graaff: „Er leefde bij diverse personen en instanties aan geallieerde zijde in de maanden september en oktober 1944 wantrouwen ten aanzien van Lindemans. Het was de ondervrager Oreste Pinto, op dat moment hoofd van de Nederlandse contraspionageafdeling bij het geallieerde opperbevel, die zich hierin vastbeet, maar hij kon pas op 28 oktober tot arrestatie overgaan, nadat een gevangengenomen Duits agent de dubbelrol van Lindemans tijdens een verhoor uit de doeken had gedaan.
Later heeft Pinto zijn verhaal echter erg opgehemeld in diverse publicaties. Het vervelende voor prins Bernhard en de Nederlandse autoriteiten was dat daardoor telkens weer niet alleen de naam van Lindemans viel, maar ook zijn relatie met prins Bernhard naar bovenkwam. Dit voedde telkens weer het idee dat Lindemans misschien Arnhem had kunnen verraden op basis van informatie uit het hoofdkwartier van prins Bernhard.”
Ook het dossier-Lindemans, dat bij het Rijksarchief in beheer is, geeft geen uitsluitsel over de gevolgen van het verraad van King Kong. Zelf heeft hij verklaard dat hij begin september 1944 enkel informatie over Britse troepen en tanks die hij had gezien aan de Abwehr had doorgegeven.
In 1946 schreef Lindemans vanuit zijn cel in Breda een brief aan prins Bernhard. Hij vroeg vergiffenis voor zijn handelen. „Dat was in een vlaag van verstandsverbijstering omdat ik op het punt stond alles te verliezen wat ik op de wereld had en wat ik liefhad.” En: „Ik smeek u erom moet ik sterven laat mij ombrengen maar laat mij niet zooals nu geheel alleen opgesloten wegkwijnen.” Deze brief kwam in 2001 openbaar.
In deze brief ontkent Lindemans dat hij geheimen die hij op het hoofdkwartier van de prins had gehoord aan de Duitsers heeft verraden. Hij vroeg de prins medewerkers te sturen omdat hij meende dat hij „verschillende dingen kan vertellen die nog van belang zijn.” Niet veel later overleed Lindemans in de gevangenis in Scheveningen. De omstandigheden waren verdacht. Een verpleegster die hem behandelde, zou hem een overdosis hebben gegeven. Zelf wilde ze zich ook van het leven beroven, maar dat mislukte. Volgens geruchten was King Kong vermoord, maar de officiële lezing is dat hij zelfmoord pleegde. De dubbelspion nam zijn geheimen in zijn graf mee.
Bob de Graaff heeft een lange geschiedenis met King Kongxxx. „In 1987 bezocht ik het Nationaal Archief in Ottawa, omdat ik mij interesseerde voor de betrokkenheid van Canadese instanties bij het opzetten van het Bureau Nationale Veiligheid na de Tweede Wereldoorlog. Toen ik kennismaakte met de militair archivaris daar, Barbara Wilson, vertelde ze mij dat ze in het voorafgaande jaar veel verzoeken om informatie over King Kong had ontvangen. Daarover was namelijk commotie ontstaan naar aanleiding van publicaties in het Haarlems Dagblad. Ten slotte waren zelfs de stoffelijke resten van King Kong op begraafplaats Crooswijk in Rotterdam opgegraven om zekerheid te krijgen dat hij daar inderdaad zelf begraven lag en niet een Palestijn in zijn plaats, zoals door sommigen werd beweerd. Er gingen toen zelfs verhalen dat hij nog in leven zou zijn en in Zuid-Amerika zou wonen.
Toen ik bezig was mijn eigen onderzoek te verrichten in papieren van het Canadese Leger uit 1944 en 1945 stuitte ik echter op afzonderlijke stukken, verspreid over dossiers die wel degelijk betrekking hadden op Lindemans. Het interessante daarvan was dat zij licht wierpen op de activiteiten van Lindemans tussen 15 september (het moment waarop hij door de linies ging om in Driebergen aan de Duitsers te berichten wat hij wist over het aanstaande geallieerde offensief) en 28 oktober, de dag van zijn arrestatie. Daarover was nog vrijwel niets bekend.
Uit de stukken die ik zag, bleek dat vanuit het hoofdkwartier van prins Bernhard grote druk op de Canadezen was uitgeoefend om Lindemans te belasten met infiltratie van geheime agenten vanuit bevrijd gebied naar bezet Nederland. Er was zelfs een telegram gestuurd aan de aarzelende Canadezen, waarin stond dat Lindemans de ”blessing” (zegen) van prins Bernhard had. Ik had toen niet dadelijk tijd om dat materiaal te bewerken en aan te vullen met ander bronnenmateriaal en heb dat uiteindelijk pas in 1992 gedaan. Zo ontstond mijn in dat jaar verschenen boek ”Spion in de tuin. King Kong vóór en na zijn dood”.
Enkele jaren later werd ik attent gemaakt op de aanwezigheid van een afscheidsbrief van Lindemans en een tot dan toe niet bekend relaas omtrent de omstandigheden rond de dood van Lindemans in het archief van Marie Anne Tellegen, voormalig directeur van het Kabinet der Koningin. Dat was voor mij aanleiding om die nieuwe gegevens nog eens te publiceren in een boekje met de titel ”Dood van een dubbelspion. De laatste dagen van Christiaan Lindemans” (1997).
Nadien heb ik mij niet meer met de zaak beziggehouden, totdat dit voorjaar de voormalig directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst, Van der Voet, allerlei onzin over het verraad van Arnhem en al dan niet de betrokkenheid van prins Bernhard daarbij debiteerde, toen hij met een zogeheten onderzoeksrapportje de bekende brief van prins Bernhard in de Volkskrant probeerde te schragen. Dat was voor mij reden om via een ingezonden brief in NRC Handelsblad een en ander recht te zetten.”