Met ‘verkeersagent’ zal bedrijf misstand eerder aanpakken
Om bedrijven te stimuleren tot ondernemen met oog voor mens en milieu zijn bindende maatregelen nodig. Zeer terecht stelt CU-Kamerlid Voordewind daarom wetgeving voor die bedrijven verplicht maatschappelijk verantwoord te ondernemen.
Het kan zo mooi zijn: bedrijven die duurzaam ondernemen hoog op de agenda hebben staan. Chocoladebedrijven die streven naar eerlijke prijzen voor cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust. Textielbedrijven die hun naaisters in Bangladesh goede lonen betalen. Een smartphonefabrikant die werkt aan telefoons zonder mineralen die worden gemijnd door kinderen. Het kan ook fout gaan, met grote gevolgen voor schepping en schepsels. Arbeiders in rozenkwekerijen in Kenia die een loon krijgen dat veel te laag is om van te leven. Duizenden hectares bos in de Amazone of op Sumatra die worden gekapt om palmolie te produceren.
Wettelijke norm
Er wordt al jarenlang over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) gesproken en geschreven. Vooral de IMVO-convenanten, een initiatief van de voormalige minister Ploumen (PvdA), trekken hierbij de aandacht. Bedrijven die met zo’n convenant hebben ingestemd, werken op vrijwillige basis samen met maatschappelijke organisaties en de overheid, om in tien verschillende sectoren (onder meer voedingsmiddelen, textiel en metaal) misstanden aan te pakken en zo arbeidsomstandigheden te verbeteren en/of milieuvervuiling tegen te gaan. Woord en Daad heeft zich verbonden aan het voedingsmiddelenconvenant, maar ziet dat, ondanks mooie initiatieven, de voortgang niet snel genoeg is.
Kamerlid Voordewind ziet dat ook en besloot de hand aan de ploeg te slaan. Hij vindt dat te weinig bedrijven met deze convenanten meedoen. Hoog tijd dus voor een volgende, aanvullende stap: wetgeving die alle bedrijven verplicht te ondernemen met oog voor mens en milieu. Vorige week presenteerde hij een initiatiefnota getiteld ”Tegen slavernij en uitbuiting. Een wettelijke ondergrens voor verantwoord ondernemen.”
De CU’er is niet de enige die oproept tot een wettelijke norm voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Veel maatschappelijke organisaties, waaronder Woord en Daad, vragen hier al langer om. Maar, wellicht nog belangrijker, een groeiende groep bedríjven vraagt óók om wetgeving met betrekking tot duurzaam ondernemen en IMVO. Grote bedrijven en financiële instellingen als Mars, Nestlé, Danone, Bavaria, COOP, IKEA, Volksbank en Rabobank roepen hun nationale regeringen op om werk te maken van een wettelijke norm, zodat alle bedrijven mensenrechtenschendingen en andere misstanden actief gaan aanpakken. Zo’n wet helpt bovendien bij het creëren van een gelijk speelveld: bedrijven die werk maken van duurzaam ondernemen kunnen immers lastig concurreren met bedrijven die hier geen tijd en middelen in steken.
De OESO (club van 36 rijke landen) stelde in 2011 voor mondiaal opererende bedrijven richtlijnen op voor verantwoord ondernemen, met oog voor mens en milieu. Zo’n vijftig landen hebben die ondertekend. Voordewind stelt deze richtlijnen met reden centraal in zijn nota.
De richtlijnen bieden voor ondernemingen duidelijke perspectieven om hun handelen te verduurzamen. Een bedrijf zou moeten beginnen met goed onderzoek: wat gebeurt er in mijn handelsketen en waar liggen de grootste risico’s op misstanden? Wordt een misstand geconstateerd, dan is er de plicht die snel aan te pakken. Over de manier waarop moet dan transparant worden gecommuniceerd.
Dat is natuurlijk nogal wat… Maar de OESO-richtlijnen houden ook rekening met de grootte van een bedrijf en de mate waarin het verbonden is met de misstand. Een grote multinational draagt nu eenmaal meer verantwoordelijkheid én heeft meer invloed dan een kleine importeur.
In het denken rond IMVO-wetgeving wordt ruimte gelaten voor het lerend vermogen en voor de ontwikkeling van grote en kleinere bedrijven. Het is immers niet realistisch te denken dat deze wetgeving alle bedrijven snel naar het hoogste niveau van duurzaam ondernemen zal tillen.
Tik op de vingers
IMVO-wetgeving kan alleen succesvol zijn als een goede toezichthouder bedrijven op hun handelwijze kan aanspreken en dit gecombineerd wordt met steunmogelijkheden, zoals convenanten. Duurzaam ondernemen kan, vooral in ontwikkelingslanden, erg ingewikkeld zijn. De keten tussen producent en consument is vaak lang en onduidelijk. Initiatieven als de IMVO-convenanten blijven dan ook van grote waarde en zullen naar verwachting alleen maar effectiever worden naarmate meer bedrijven zich daarbij aansluiten, omdat een wettelijke norm ze daartoe aanzet.
In een vorige week gevoerd debat introduceerde Tweede Kamerlid Chris Stoffer (SGP) in dit kader een boeiende metafoor. Om ervoor te zorgen dat burgers zich aan de verkeersregels houden, is er soms een verkeersagent nodig die een boete kan uitdelen. Hetzelfde geldt voor internationaal opererende bedrijven: af en toe zal een tik op de vingers nodig zijn om te voorkomen dat misstanden zich blijven voordoen.
Voordewinds initiatief verdient steun. Hopelijk maakt de regering werk van de ontwikkeling van een wettelijke norm, zodat alle bedrijven zich zullen inzetten voor ondernemen met oog voor de schepping.
De auteur is politiek adviseur en IMVO-expert bij Stichting Woord en Daad.