Beoordeling groen bestrijdingsmiddel lastiger dan gedacht
De bescherming van land- en tuinbouwgewassen tegen ziekten en plagen moet groener. Dat vindt Europa en dat vindt ook de Nederlandse overheid. Maar de beoordeling van zogeheten biopesticiden is geen sinecure, stelt toelatingsautoriteit Ctgb.
Groene gewasbeschermingsmiddelen zijn middelen van natuurlijke oorsprong: micro-organismen (bacteriën en schimmels), plantextracten en signaalstoffen zoals feromonen. Maar net als chemische middelen mogen fabrikanten ze pas op de markt brengen na een uitgebreide beoordeling.
Die beoordeling heeft heel wat voeten in de aarde, bleek dinsdag tijdens een informatiebijeenkomst bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in Ede. Een nieuw product moet uiteraard doen waar het voor bedoeld is –in vaktermen: het moet werkzaam zijn– maar ook veilig voor mens en milieu. De criteria zijn wettelijk vastgelegd in Europese en nationale wetgeving.
Mensen denken vaak dat groene middelen per definitie veilig zijn. Maar dat hoeft niet het geval te zijn. Sterker nog, van de ongeveer 40 middelen op basis van micro-organismen die in Nederland zijn toegelaten, hebben er maar een handjevol de status ”laag risico”. Dat betekent dat ze niet giftig zijn voor mens en dier, dat ze zich niet in het milieu ophopen en dat de boer of tuinder ze zonder hulpmiddelen als een gezichtsmasker en handschoenen kan toepassen in zijn gewas.
Laag risico
Er zijn ook chemische laag risico-middelen. Die zijn tot nu toe zelfs in de meerderheid: van de 17 producten met die status gaat het in elf gevallen om middelen op basis van ijzerfosfaat, wat effectief is tegen slakken.
Duidelijk is dat het pakket biopesticiden en laag risico-middelen nog zo beperkt is, dat telers hier hun gewasbeschermingsstrategie niet op kunnen baseren. „Herbiciden (onkruidbestrijders, TR) ontbreken bijvoorbeeld”, zegt Jacobijn van Etten, die het clubje Ctgb-specialisten dat zich met groene middelen bezighoudt aanvoert.
Chemische gewasbescherming ligt maatschappelijk onder een vergrootglas. Steeds vaker zien fabrikanten er vanaf om voor toelatingen, die elke tien jaar opnieuw moeten worden beoordeeld aan de hand van de nieuwste wetenschappelijke inzichten, verlenging aan te vragen – laat staan nieuwe producten aan te melden. Dat geldt zeker waar het gaat om toelating in gewassen met een klein areaal en dus een kleine potentiële markt. Boeren en tuinders zien het pakket beschikbare middelen steeds kleiner worden en kijken uit naar groene alternatieven.
Goedgekeurde werkzame stoffen met de status ”laag risico” krijgen een toelating voor 15 jaar. Die is in de hele Europese Unie van kracht, maar fabrikanten die een middel op basis van zo’n stof op de markt willen brengen moeten dat ook nog eens apart laten beoordelen. Nationale toelatingsautoriteiten, in Nederland het Ctgb, hebben voor zo’n aanvraag volgens de jongste Europese verordening 120 dagen de tijd. Maar dat is nu nog te krap, zegt Van Etten. „In de praktijk hebben we nog negen maanden tot een jaar nodig.”
Waarom het zo lang duurt? Vaak is het dossier dat de fabrikant moet aanleveren niet compleet en moet die extra onderzoek doen. Ook loopt het Ctgb aan tegen onduidelijkheid in de Europese regelgeving – het denkt intensief mee over verbetering daarvan. Het zogeheten toetsingskader voor biociden is namelijk nog altijd afgeleid van dat van chemische stoffen. „We moeten er als bioloog naar gaan kijken, en niet als chemicus”, zei wetenschappelijk beoordelaar Anne Steenbergh. En dan is er nog de moeilijkheidsgraad: de werking en veiligheid van een plantextract of een micro-organisme is veel lastiger de beoordelen dan die van een chemische stof.
Toch groeit het marktaandeel van biopesticiden gestaag. In 2011 ging het wereldwijd om 44 procent, naar verwachting zal dat in 2025 zijn toegenomen naar 10 procent. Bij het Ctgb zijn biopesticiden goed voor 70 procent van de aanvragen voor toelating van nieuwe werkzame stoffen die dit jaar en volgend jaar worden gedaan. Dat zijn er overigens nog altijd minder dan twintig, nuanceerde Van Etten.