„Rechter heeft geen verborgen agenda”
Ontwikkelt Nederland zich tot een staat waar rechters de dienst uitmaken en de politiek steeds minder te zeggen heeft? Dertien deskundigen lieten dinsdag in de Tweede Kamer van zich horen over ”dikastocratie”.
FVD-voorman Thierry Baudet zag in de achterliggende jaren verschillende voorbeelden van een „sluipende machtsovername” van de democratie door de rechterlijke macht, zei hij in november in de Kamer. „Dikastocratie wordt dat wel genoemd.”
De stikstofuitspraak van de Raad van State, het Urgendavonnis over klimaatbeleid, en de rechterlijke uitspraak dat Nederland IS-kinderen moest terughalen (die overigens door een hogere rechter werd vernietigd); volgens Baudet zijn het voorbeelden van „een ontsporing van de democratie.”
Wat hem betreft moest de Kamer dan ook „urgent” in debat over de kwestie. Op initiatief van de VVD kwam er eerst een bijeenkomst met deskundigen.
Feiten
Oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens beet stevig van zich af. „Het werk van rechters bestaat uit het vaststellen van feiten. Rechters hebben bij het vaststellen daarvan geen programma, en hebben niet in hun hoofd hoe een zaak moet aflopen”, benadrukte hij.
Henk Naves van de Raad voor de rechtspraak wees de Kamerleden erop dat rechters wetten toetsen „die u hebt vastgesteld, en verdragen toepassen die u hebt geratificeerd.” De rechterlijke macht heeft bovendien de plicht om te oordelen als dit van hen wordt gevraagd, en rechters hebben een „rechtsvormende taak.” Als de wetgever een nieuwe wet bijvoorbeeld niet genoeg specificeert, dan is het aan de rechter om algemene normen in te vullen, aldus Naves. De Omgevingswet, die onlangs ook in de Eerste Kamer werd aangenomen, noemde hij een goed voorbeeld.
Volgens hoogleraar mensenrechten Barbara Oomen is er in Nederland geen dikastocratie en geen rechterlijk activisme. „Wat we wel hebben, is een rechter die zijn of haar werk doet.” Soms is dat werk de bescherming van fundamentele rechten, in de uitzonderlijke gevallen dat de wetgever deze niet genoeg in acht neemt, aldus Oomen. Als voorbeeld daarbij noemde ze de Urgendazaak. Het gerechtshof in Den Haag bepaalde daarin dat de overheid artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) over het recht op leven onvoldoende in acht nam en het klimaatbeleid moet intensiveren.
Dat het gerechtshof teruggreep op het EVRM komt volgens Oomen doordat het recht op leven niet in de Nederlandse grondwet staat. „Het EVRM is eigenlijk een substituut-grondwet geworden”, aldus de hoogleraar.
Het baart Oomen zorgen dat de Nederlandse rechter wel aan internationale verdragen mag toetsen, maar niet aan de Nederlandse grondwet.
Stemkeuze
Emeritus hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen was het op onderdelen eens met FVD en PVV. Beide partijen hekelen het gemak waarmee algemeenbelangorganisaties („salonpopulisten”, volgens Teunissen) rechtszaken kunnen aanspannen vanuit een collectief of algemeen belang, terwijl individuele burgers dit niet kunnen.
Volgens PVV-Tweede Kamerlid Martin Bosma is ook de financiering van dergelijke organisaties problematisch. Zo vindt hij het onbestaanbaar dat Urgenda wordt gefinancierd door de Staatsloterij.