Dilemma voor commissie-Duivesteijn
De kop is eraf bij de tijdelijke commissie infrastructuur (TCI). Na 37 gesprekken zijn de openbare verhoren over het eerste grote project, de Betuweroute, afgerond. Langzamerhand worden enkele contouren voor een toetsingskader zichtbaar. Maar er ligt nog een lastig dilemma: hoe houd je de bureaucratie in de hand?
Na de eerste serie openbare verhoren door de TCI, ook wel kortweg de commissie-Duivesteijn genoemd, doemt een somber beeld op. Van een eerlijke afweging of de Betuweroute er wel of niet moest komen, is nooit sprake geweest. De goederenspoorlijn is dankzij politiek handjeklap door de coalitiepartijen in diverse achtereenvolgende kabinetten doorgezet. Van formatieperiodes werd handig gebruikgemaakt om controversiële onderwerpen erdoor te drukken. Kritische rapporten verdwenen in diepe lades en alternatieven kwamen niet aan bod. Bovendien werd de Kamer stelselmatig misleid, onder andere over de kosten.
Het werd kamerleden daarnaast niet gemakkelijk gemaakt zelf informatie te verzamelen. Oud-VVD-kamerlid Verbugt zei voor de commissie-Duivesteijn dat zij regelmatig aan de bel heeft getrokken bij het kabinet. Dat hielp niets. „De antwoorden waren altijd heel vaag. Je kreeg nergens een vinger achter. De Kamer kreeg niet de informatie waar hij recht op had.”
Zelf op onderzoek uitgaan, bleek onhaalbaar. Bedolven onder 140 rapporten over de Betuwelijn, zag Verbugt „door de bomen het bos niet meer.” Zelfs de Staf Rijksuitgaven slaagde er niet in de financiële stukken over de spoorlijn te doorgronden. Oud-D66-kamerlid en begrotingsautoriteit Van Walsem zei tegenover de commissie dat je van een kamerlid „niet kunt verwachten dat hij overal verstand van heeft.”
De volksvertegenwoordigers kwamen de achterliggende dagen wel met oplossingen op de proppen. En dat is precies waar de commissie-Duivesteijn naar zoekt. De TCI is opgericht om een toetsingskader op te stellen dat de Kamer moet helpen om voortaan beter de vinger aan de pols te houden bij grote infrastructurele projecten.
Verbugt suggereerde in haar verhoor dat een zelfstandig instituut de Kamer van informatie over grote projecten zou moeten voorzien. Oud-topambtenaar Van Wijnbergen van Economische Zaken viel haar daarin later bij. „De Kamer moet zorgen voor een eigen, onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat niet ook aan de regering adviseert.” Gewezen SGP-kamerlid Van den Berg ziet daar ook veel in. „Met een eigen onderzoekscapaciteit kan de Kamer druk opbouwen tegenover de regering.”
VVD-parlementariër De Vries daarentegen verwacht niets van een extra onderzoeksinstituut. Dat leidt volgens haar slechts tot meer bureaucratie. Meer informatie over een groot project leidt bovendien tot een „verambtelijking van de politieke controle.” Een kamerlid hoeft niet op elk detail van een project deskundig te zijn, aldus De Vries in haar verhoor. Het gaat er volgens haar vooral om dat de Kamer een politiek besluit neemt.
Van Walsem legde een ander accent. Hij pleitte voor een andere houding bij het parlement. De Kamer moet zich harder opstellen tegenover de ministers als verlangde informatie niet boven tafel komt, vindt hij. Van den Berg uitte zich ook in die zin. „Uiteindelijk staat of valt het besluitvormingsproces met een kritische, onafhankelijke Kamer.” Met name regeringspartijen wenst hij „meer politieke moed” toe.
De eerste reeks openbare verhoren leverde met deze adviezen dus tegenstrijdige elementen op. Het wordt spannend voor welke lijn de commissie-Duivesteijn straks kiest. Gaat de TCI, die naar eigen zeggen al een „groot deel van het inhoudelijke denkwerk” voor het toetsingskader heeft verricht, mee met degenen die voor een extra onderzoeksinstituut pleiten, of is zij net als De Vries beducht voor meer bureaucratie? De oplossing zou dan kunnen zijn om de bestaande procedureregeling voor grote projecten die de informatievoorziening aan de Kamer regelt, verder te verfijnen. De commissie voor de rijksuitgaven, waarvan De Vries voorzitter is, werkt al aan een evaluatie van die regeling. Duivesteijn zou daar dan bij kunnen aansluiten.
Zelfs als de commissie erin slaagt een toetsingskader op te stellen waarmee iedereen kan leven, is succes bij toekomstige grote infrastructuurprojecten, zoals de Zuiderzeelijn, niet verzekerd. Want, zoals Van den Berg al zei: „De Kamer zal vooral de bereidheid moeten hebben dualistisch te zijn. En zoiets laat zich niet in een toetsingskader vangen.”
Of die kritische, onafhankelijke opstelling van kamerleden in de toekomst daadwerkelijk uit de verf komt, is moeilijk in te schatten. De Zuiderzeelijn zal de eerste testcase worden. Als dan van ieder kamerlid van een regeringsfractie evenveel conformisme wordt geëist als de VVD dat verlangde van haar fractielid Wilders op het punt van Turkije, zijn onvoorziene kostenstijgingen en uit de hand gelopen projecten nog geen verleden tijd.