Versobering WW raakt senioren te hard
De werkloosheidswet (WW) staan ingrijpende wijzigen te wachten. Na de herinvoering van de sollicitatieplicht voor werklozen van 57,5 jaar en ouder en de afschaffing van de vervolguitkering, wil het kabinet de WW nog verder versoberen. Deze maatregelen treffen de oudere werknemers onevenredig zwaar.
Voor mensen die nog maar kort werken of die wisselend wel en niet werken wordt de drempel om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering hoger. Werknemers moeten voortaan in 39 van de voorafgaande 52 weken een baan hebben gehad. Bovendien moet iemand voortaan ook vier van de voorafgaande vijf jaren minstens 52 dagen hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor een loongerelateerde WW-uitkering. De kortdurende uitkering (maximaal zes maanden) vervalt. Voor deze uitkering kwamen werknemers in aanmerking als ze minder dan vier van de vijf jaar hadden gewerkt. Het gaat daarbij om de vijf kalenderjaren vóór het jaar waarin de werknemer werkloos werd. Een jaar telt mee als in dat jaar minimaal 52 dagen is gewerkt, ongeacht het aantal uren per week en het eventueel ontvangen van een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering. De maatregelen gelden voor mensen van wie de eerste werkloosheidsdag op of na 1 januari 2005 ligt. Bestaande uitkeringsrechten blijven behouden.
Gouden handdruk
Veel werkgevers maken afspraken over een financiële vergoeding met werknemers van wie de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt. Vaak wordt in dergelijke gevallen gesproken van gouden handdrukken. Dit is niet helemaal terecht, gezien het feit dat deze nogal eens van zilver of koper zijn. Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari volgend jaar financiële vergoedingen worden afgetrokken van de WW-uitkering. Vergoedingen voor scholing, sollicitatietraining en outplacement blijven buiten schot. Ten onrechte wordt gedacht dat er daarmee een verbod komt op het afspreken van afvloeiingsregelingen op basis van de kantonrechtersformule. Deze formule behelst een aantal objectieve criteria voor het vaststellen van de afvloeiingsregeling. De vergoeding wordt doorgaans als volgt berekend: AxBxC. A staat voor de diensttijd die de werknemer aaneengesloten in dienst is geweest bij de werkgever. Hierbij tellen de dienstjaren boven het 40e levensjaar voor anderhalf en vanaf het 50e voor twee. Een half dienstjaar of langer wordt als een heel jaar gerekend. B staat voor de beloning, het bruto maandsalaris op de laatste dag van het dienstverband vermeerderd met de vakantietoeslag. C staat voor een correctiefactor die kleiner of groter dan één kan zijn. Dit is afhankelijk van het functioneren van de medewerker of de financiële mogelijkheden van de onderneming.
Verhoging leeftijdsgrens
Voor het recht op een IOAW-uitkering (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers) wordt de leeftijd waarop iemand werkloos is geworden met ingang van 1 januari 2005 verhoogd van 50 naar 55 jaar. Het wetsvoorstel is voor advies naar de Raad van State gestuurd en zal daarna in de Tweede Kamer besproken worden. Degenen die al een IOAW-uitkering hebben, behouden hun recht daarop. Op dit moment kunnen mensen die na hun 50e levensjaar werkloos zijn geworden na afloop van hun WW-uitkering in aanmerking komen voor de IOAW. Deze wet is bedoeld voor een uitkering op het niveau van het sociaal minimum. Anders dan bij een bijstandsuitkering wordt echter niet gekeken naar een eigen huis of vermogen. Diegenen die geen IOAW-uitkering meer ontvangen, kunnen, als ze aan de voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor een (aanvullende) bijstandsuitkering.
De RMU is het niet eens met het voornemen om de ontslagvergoeding deels te verrekenen met de WW-uitkering. Voor mensen die de ontslagvergoeding eigenlijk niet nodig hebben, de goudhaantjes die snel een andere job vinden, verandert er niets. Vooral de mensen die moeilijk een andere baan kunnen vinden en bij werkloosheid geconfronteerd worden met een inkomensachteruitgang van meer dan 30 procent worden getroffen.
Wellicht is hier met enige creativiteit een mouw aan te passen, maar de vraag is of de werkgever daar gelukkig mee is. Het is namelijk denkbaar dat er in sociale plannen afspraken worden gemaakt die erop neerkomen dat de ontslagvergoeding omgezet wordt in een aantal maanden langer in dienst houden zonder de verplichting arbeid te verrichten. Tijdens deze periode zou de werknemer geschoold kunnen worden om de arbeidsmarkt weer te betreden. Er bestaat vooral zorg over de positie van de oudere werknemers. Door de kabinetsvoornemens worden zij onevenredig zwaar getroffen.
Chr. Baggerman, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU