Post Uit Caïro: eens een moslim altijd een moslim?
Een paar weken terug heb ik met een goede kennis over Jezus Christus gepraat. Het valt nog niet mee om met hem het Evangelie te delen. „Want”, zei hij, „Eens een moslim, altijd een moslim.”
Via onze tweejarige dochter Mercy hebben we Mohammed leren kennen. Elke keer als we hem op straat passeren, dan moet deze man op leeftijd Mercy even begroeten. „Izayik ya Loeloe?”, horen we dan. „Hoe gaat het, Loeloe?” Loeloe is de bijnaam die Mohammed haar heeft gegeven. De begroetingen maakten zo’n indruk op Mercy, dat ze die woorden op een gegeven moment begon na te zeggen op de plek waar we Mohammed doorgaans tegenkomen – ook als we hem niet tegen het lijf liepen.
Mohammed’s kledij doet wat armoedig aan. Ik vroeg me af waar hij woonde en of hij een huis had. Later kwam ik erachter dat het gewoon zijn kledingstijl is en dat hij het wel goed heeft. Dit was nadat hij mij zijn zoon Ahmed had voorgesteld, die achter de toonbank van een verfwinkel stond. De winkel bleek van de familie te zijn.
Mohammed is heel vrijgevig en vriendelijk. Hij probeert te helpen waar hij kan. De laatste keren dat ik hem tegenkwam met Mercy, stond hij erop om verse koekjes voor onze dreumes te kopen, bij de bakkerij op de hoek.
De keer dat ik de vrijmoedigheid had om met Mohammed over Jezus te praten, ging niet zonder slag of stoot. Ik had mijn dochter naar de peuterspeelzaal gebracht, toen ik hem tegenkwam. Hij vroeg direct naar Mercy. Ik kreeg de ingeving om met Mohammed het Evangelie te delen, maar ik deed het niet uit angst.
Een gedachte die veel leeft, ook onder Egyptische christenen, is dat het „gevaarlijk” zou zijn om in Egypte op straat te evangeliseren. Echter, wat veel mensen niet weten, is dat er een enorme geestelijke honger is onder Egyptische moslims naar het Evangelie van Jezus Christus. Een oud-collega, die Bijbels op de straten van Caïro heeft uitgedeeld, getuigde hiervan.
Ik liep door, maar onderweg naar huis bleef het knagen. Ik bad oprecht tot God en vroeg de Heilige Geest wat ik moest doen. Thuisgekomen besloot ik er nogmaals over te bidden. Vervolgens sloeg ik mijn Bijbel willekeurig open en de eerste woorden die ik las waren: „Doch Paulus kwam naar beneden…” (Hand. 20:10). Ik wist direct dat God wilde dat ik terug ging om met Mohammed te praten over Jezus. We wonen namelijk in een appartement op de vijfde verdieping. Ik moest letterlijk ”naar beneden gaan” om naar buiten te gaan.
Ik gehoorzaamde en ging weer naar buiten. Zodra ik Mohammed zag en de straat was overgestoken, begon ik een praatje met hem. Vervolgens vroeg ik de Heilige Geest, in mezelf biddend, wat ik moest zeggen. Ik vroeg Mohammed of hij Jezus kende. Eerst begreep hij me niet en dus herhaalde ik mijn vraag. Hij antwoordde: „Ja, Issa (de islamitische naam voor Jezus), daar heb ik wel van gehoord. Dat was een profeet. Mohammed heeft de juist religie verkondigd.”
„Ik ben geboren als moslim. Eenmaal een moslim dan blijf je een moslim”, ging Mohammed verder. Ik vond het erg jammer dat Mohammed zo reageerde maar de vreugde overheerste; vreugde over dat het gesprek er toch was gekomen en ik gehoorzaam was geweest aan God. Ik weet dat er een zaadje is gezaaid en dat de Opziener van de oogst de wasdom zal geven. Iets dat alleen Hij kan doen.