Hermans in het nauw door hbo-fraude
Minister Hermans van Onderwijs kan zijn borst nat maken. De Tweede Kamer zal hem dinsdagavond zeer kritisch aan de tand voelen over de fraude in het hoger beroepsonderwijs. De bewindsman zal waarschijnlijk niet zonder kleerscheuren uit het debat komen.
Wat zijn de feiten? In november vorig jaar kwam ene De Jong van de Saxion Hogescholen IJsselland uit Deventer op bezoek bij minister Hermans. Hij had vanaf juni vorig jaar via brieven al verschillende pogingen in het werk gesteld om met de bewindsman in gesprek te komen, maar dat lukte niet. Vandaar dat hij verschillende media benaderde. Daarna bleek het contact veel gemakkelijker tot stand te komen.
De Jong had informatie dat verschillende hogescholen sjoemelden met studentenaantallen. Ze zouden buitenlandse studenten inschrijven die nooit op de desbetreffende hogeschool kwamen, maar wel de rijksbijdrage van enkele duizenden guldens per ingeschreven student opstrijken.
Hermans gaf na dat gesprek zijn eigen accountantsdienst opdracht een en ander uit te zoeken. Eind februari kwam het onderzoek naar buiten. De resultaten logen er niet om. Zes hogescholen hadden in samenwerking met het Bredase bureau O&O gesjoemeld met de inschrijving van studenten. Ze hadden daarvoor diverse constructies opgezet. In totaal hadden de zes hogescholen vanaf 1998 ten onrechte bijna 30 miljoen euro ontvangen. Minister Hermans deed aangifte bij het openbaar ministerie en eiste het te veel ontvangen geld terug.
In de afgelopen weken kwamen er signalen dat ook bij andere hbo- en mbo-instellingen en universiteiten het een en ander loos is. Hermans zette daarop de accountantsdienst opnieuw aan het werk. Daarnaast startte hij vorige week het zogenaamde zelfreinigend onderzoek. Alle instellingen hebben een lijst gekregen met 150 vragen waarop ze moeten invullen hoe ze in de afgelopen jaren zijn omgegaan met de subsidieregelingen van het Rijk. Over vijf weken moeten ze de vragenlijsten terugsturen en daarna begint het departement aan de verwerking. Hermans heeft de Algemene Rekenkamer gevraagd op dat laatste toezicht te houden.
Toch is de Tweede Kamer niet tevreden over deze aanpak van de minister. „Te laat en te beperkt”, aldus het CDA-kamerlid Eurlings. Hij constateert een gebrek aan daadkracht. De christen-democraat loopt samen met zijn collega’s Hamer (PvdA) en Lambrechts (D66) te hoop tegen de bewindsman. VVD-kamerlid De Vries houdt zich rustig. Zij wil haar partijgenoot in het zicht van de verkiezingen niet openlijk afvallen. De VVD heeft het in de peilingen toch al zo moeilijk.
Het CDA-kamerlid ergert zich nog altijd aan het feit dat het vijfenhalve maand duurde voordat minister Hermans serieus naar klokkenluider De Jong luisterde. De brief was enkele maanden blijven liggen en daarna op ambtelijk niveau afgedaan. „Dat is het eerste minpunt.”
Het tweede punt is ernstiger. Enkele weken geleden kwam in de openbaarheid dat de voorzitter van de Fontys-hogescholen uit het zuiden des land, Verbraak, in een brief uit mei 2000 de risico’s van creatief gedrag bij hogescholen aan de kaak stelde. „Hermans ondernam geen actie.”
In de derde plaats hadden ambtenaren van het ministerie in juli 2000 een onderzoek uitgevoerd naar de financiering van het hoger onderwijs en daar stond zwart op wit in dat er aan het huidige bekostigingssysteem risico’s kleven. „Het is op zijn zachtst gezegd vreemd dat er met de conclusies niets is gedaan. Ik heb de indruk dat de bestuurscultuur op het departement heel wat te wensen overlaat.”
Eurlings benadrukt dat uit een -overigens niet ondertekende- brief blijkt dat Hermans op de hoogte moet zijn geweest van dit onderzoek. „Hij ondernam geen actie en informeerde ook de Kamer niet.”
Dat de directeur hoger onderwijs van het ministerie, Zuurmond, op non-actief is gezet, is volgens de CDA’er ook een bewijs van de verkeerde bestuurscultuur op het departement. Volgens het kamerlid gaat het niet om één persoon, maar om de gehele werkwijze van het ministerie. „Hoe je het ook wendt of keert, daarvoor is de minister politiek verantwoordelijk.”
Eurlings vindt in de vierde plaats dat het accountantsonderzoek dat Hermans heeft laten verrichten veel te beperkt van opzet was. De CDA’er had graag een breder onderzoek gezien dat niet beperkt zou zijn tot de zes hogescholen, maar zich uitstrekte tot het gehele hoger onderwijs. Pas dan wordt duidelijk welke scholen wel en welke niet marchanderen met de regels van het Rijk.
Daarom bepleitten CDA, PvdA en D66 enkele weken geleden een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken, bijvoorbeeld door de Algemene Rekenkamer. Hermans luisterde echter niet naar de meerderheid van de Kamer en gaf opdracht tot het zelfreinigende onderzoek. De fracties waren heel boos. Daarop besloot Hermans de Algemene Rekenkamer te vragen toezicht te houden op de verwerking van de gegevens.
Maar daar heeft het CDA-kamerlid geen behoefte aan: „De Rekenkamer wordt op deze manier een tandeloze tijger. Ze mag alleen kijken of er goed met de resultaten wordt omgegaan, terwijl ze niet mag onderzoeken of de gegevens die scholen aanleveren juist zijn.”
„Wij -en dan spreek ik ook namens PvdA en D66- zijn het daar niet mee eens. Er moet een onafhankelijk onderzoek komen, linksom of rechtsom. Als Hermans morgenavond niet toezegt dat er alsnog een breed onafhankelijk onderzoek door de Rekenkamer komt, nemen we het heft in eigen handen. Dan vragen wij als Tweede Kamer zelf de Algemene Rekenkamer een onderzoek in te stellen. Die bevoegdheid is er sinds enige tijd.”
Eurlings weet zeker dat de geconstateerde fraude een bittere pil is voor Hermans. De bewindsman heeft in de afgelopen jaren van autonomievergroting voor instellingen een hoofdpunt van zijn beleid gemaakt. Nu blijkt dat de benen van de instellingen niet sterk genoeg zijn om de weelde te kunnen dragen.
De CDA’er wil echter niet terug naar de situatie dat ’Zoetermeer’ alles weer gaat regelen in het onderwijs. „Autonomie voor de scholen is een groot goed en daar moeten we niet aan tornen. Het principe is niet verkeerd, de uitwerking tot nu toe wel.”
„Ik vergelijk de autonomievergroting altijd met een voetbalwedstrijd. Eerst zitten de spelers aan de zijkant en dan hebben ze geen vrijheid. Daarna gaan ze het veld op en mogen ze bewegen waar ze willen. Maar als je wilt dat de wedstrijd goed verloopt, moet je voor twee dingen zorgen. In de eerste plaats moet er een goed hek om het veld zitten zodat er geen bal doorheen kan. Dan kun je doen door de regelgeving zodanig sluitend te maken dat er geen fraude kan plaatshebben.
In de tweede plaats moet er een scheidsrechter zijn die toeziet op de regels, misstanden direct signaleert en daarna ingrijpt. Als de scheidsrechter niet goed werkt gaat het mis. Ook in de onderwijspraktijk is het misgegaan. Je kunt niet zeggen dat de minister adequaat heeft gereageerd op signalen uit het veld en uit het departement.”
In een voetbalwedstrijd krijgt een speler als waarschuwing een gele kaart. Een rode kaart betekent direct van het veld af. Welke kaart krijgt Hermans morgen van u?
„De conclusie zullen we in het debat trekken. Het kan in het uiterste geval uitlopen op een motie van afkeuring, maar ik wil niet op de discussie vooruitlopen. De minister moet de gelegenheid krijgen zich te verdedigen, maar het zal wel duidelijk zijn dat ik zeer kritisch het debat inga.
Hermans is niet overtuigend omgegaan met de signalen over fraude in het verleden en hij is ook niet overtuigend te werk gegaan met het oog op de toekomst. Het zelfreinigende onderzoek dat nu is gestart is wat mij betreft te weinig en komt te laat.
De doos van Pandora is open. Ook hier rinkelt de telefoon regelmatig en dan is er weer iemand die iets meldt. Dan moet je als minister één ding doen, namelijk helderheid verstrekken. Er mag geen verdachte geur meer om het onderwijs hangen. Dat is schadelijk voor het onderwijs, voor de studenten en voor de politiek.
De aanpak van Hermans in dit dossier is verkeerd. Hij moet meer initiatief nemen. Tijdens de persconferentie waarop hij het accountantsonderzoek presenteerde zei hij dat hij direct werk zou maken van eventuele nieuwe signalen vanuit het veld over fraude. Dan krijg je dus een minister die met zijn brandweerslang van vuurtje naar vuurtje gaat om te blussen. Dat is niet goed. Hij moet er in de eerste plaats voor zorgen dat het gebouw van het onderwijs brandbestendig is.”