Vakbekwaamheid brandweer onder de maat
Bevelvoerders en officieren bij de brandweer beschikken over onvoldoende kennis en vaardigheid. Brandweerkorpsen doen te weinig aan bijscholing en aan realistisch oefenen.
Dat staat in een onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV), dat minister Remkes (Binnenlandse Zaken) dinsdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Volgens het rapport kan Remkes „zijn rol met betrekking tot de brandweerzorg niet goed uitvoeren”, omdat richtlijnen over de kwaliteit van het brandweerpersoneel ontbreken. Het Rijk krijgt verder het verwijt dat het te weinig heeft gedaan met conclusies uit eerdere rapporten over de kwaliteit van het brandweerpersoneel en realistisch oefenen.
De gemeenten krijgen kritiek, omdat die er onvoldoende van op de hoogte zijn dat hun brandweerkorpsen niet goed op hun taak zijn voorbereid. Bij ruim eenderde van de korpsen zijn kennis en vaardigheden van bevelvoerders onvoldoende, bij 60 procent geldt dat voor de officieren. Dat betekent volgens Binnenlandse Zaken dat een dergelijke brandweerfunctionaris „mogelijk niet in staat is om veilig en doeltreffend leiding te geven aan de bestrijding van een (binnen)brand, met alle gevolgen voor burgers en het ingezette brandweerpersoneel van dien”.
De korpsen doen verder over het algemeen veel te weinig aan bijscholing, aldus het rapport. Na inzet van het korps of een oefening is de evaluatie te vaak gebrekkig.
Remkes trekt in zijn brief aan de Tweede Kamer de conclusie dat het huidige kwaliteitssysteem aan vervanging toe is. Hij vindt dat er wel degelijk actie is ondernomen na eerdere rapporten, maar erkent dat hij zijn rol „beter kan uitvoeren dan nu het geval is”. In een brief zal hij binnenkort uiteenzetten wat hij gaat doen aan de tekortkomingen.
De afgelopen zestien jaar zijn 25 brandweermensen om het leven gekomen bij het bestrijden van brand. Hoewel ongelukken nooit uit te sluiten zijn, neemt de kans daarop wel toe als de kennis en vaardigheid van de leidinggevenden van een brandweerkorps onvoldoende of slecht zijn, aldus Binnenlandse Zaken.
Een woordvoerder van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) herkent de zorgen die in het rapport staan. Het Nibra is verantwoordelijk voor de opleiding van brandweerlieden. „Over het algemeen is er een gebrek aan ervaring. Die ervaring kan worden opgedaan door middel van bijscholing.”
Volgens hem zijn in Nederland de oefenfaciliteiten ontoereikend om op het juiste niveau van geoefendheid te komen. „De bevelvoerders van de brandweerkorpsen moeten naar trainingscentra in het buitenland. Dat kost geld en de gemeente moet hiervoor de middelen beschikbaar stellen. Dat laatste gebeurt te weinig.” Een andere oplossing is de bouw van een realistisch oefencentrum. „De plannen zijn er, nu nog de uitvoering.”
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg & Rampenbestrijding (NVBR), die „niet ontevreden” over de uitkomsten van het onderzoek is, zegt dat de brandweer de afgelopen jaren tevergeefs bij het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft aangedrongen op uitbreiding van de oefencapaciteit. Om te voldoen aan de norm voor vakbekwaamheid van de inspectie IOOV, moeten er „aanzienlijk meer” financiële middelen beschikbaar komen. Aangezien de brandweer een gemeentelijke organisatie is, moet elke gemeente de afweging maken tussen het gewenste niveau van vakbekwaamheid en de beschikbare middelen.