Kerk tussen wereld, heidendom en islam
„De kerk op Papoea is een levende kerk, omdat zij het eigendom van de Héére is.” Een stellige antwoord van pendeta (dominee) Pit Wabdaron uit Papoea. Maar er zijn ook zorgen: teruglopende tweede diensten, de zuigkracht van de wereld, het gevaar van terugval in het heidendom.
Samen met pendeta Yanes Yando bezoekt Wabdaron in Utrecht de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Wabdaron is een van de oudste predikanten van de GJPI, de zendingskerk van de Gereformeerde Gemeenten. Hij is voor de derde keer in Nederland. Wabdaron komt van het eilandje Supiori, ten noorden van Biak. Hij ging in 1972 naar de kust van Irian Jaya (Jayapura), op zoek naar werk. Daar kwam hij in contact met zendingspionier ds. G. Kuijt, die hem vroeg of hij bereid was voor de zending te gaan werken. Hij kan zich de eerste ontmoeting nog herinneren. „Ik aarzelde eerst omdat ik hem wat evangelisch vond, maar toen ik hem later op Nipsan hoorde, dacht ik: Dit is de prediking waarin ik me kan vinden.”
Wabdaron is meegegaan naar Nipsan, waar hij maar één maand geweest. Daarna trok hij naar Pass Valley. In 1983 werd hij toegelaten tot de theologische school, bij ds. C. G. Vreugdenhil. In 1986 werd hij bevestigd als missionair predikant voor het nieuwe Sumtamon-gebied, in het oostelijk bergland van Langda. Wabdaron is daar nu de langst dienstdoende predikant van twaalf gemeenten.
In de twintig jaar dat Wabdaron predikant in de GJPI was, maakte hij de ontwikkeling van evangelisatiepost tot gevestigde kerk mee. „We zijn nog steeds een jonge kerk en nog maar net de evangelisatieperiode ontgroeid. Er zijn zorgen. We zien soms de neiging om de tweede dienst op zondag, of de diensten op hoogtijdagen, minder te bezoeken. Dat komt vaak omdat men de afstand te groot vindt. ’s Middags wordt het meestal wat kouder. Dan is men het liefst bij het vuur in de hut. Daar staat tegenover dat veel mensen aan huisgodsdienst doen. Gemeenteleden komen elke dag in groepjes bij elkaar om uit de Bijbel te lezen en een overdenking te houden. In Nederland bidden en lezen mensen uit de Bijbel na het eten, op Papoea doet men het op een apart gedeelte van de dag. Die bijeenkomsten zijn iets extra’s en mogen de diensten niet vervangen.”
Yando is de eerste predikant in Nipsan, het meest uitgestrekte gebied van de GJPI, met 23 gemeenten plus de evangelisatieposten. Yando kwam in 1994 klaar met de theologische opleiding. In 1995 werd hij bevestigd tot pendeta. Hij is voor het eerst in Nederland.
Yando is duidelijk iemand van de jongere generatie predikanten. Hij woont in een gebied dat in feite nog een groot evangelisatiegebied is. „Er is honger naar het Woord, maar de opvoeding en het onderwijs laten te wensen over. De ouders hebben vaak zelf geen onderwijs gekregen en zijn niet in staat om hun kinderen leiding te geven en te sturen. Het alfabetiseringswerk is erg belangrijk. De Indonesische regering verstaat haar taak op dit punt niet, zodat de zending het moet oppakken. We hebben vooral taalkundigen nodig die de Bijbel in de stamtalen vertalen.”
De meeste Papoea’s hebben te maken met de dagelijkse strijd om het bestaan, zo blijkt uit het relaas van de predikanten. Er is armoede, grote werkeloosheid en de economische crisis duurt maar voort. De moderne wereld oefent aantrekkingskracht uit, zoals blijkt uit toenemend televisiebezit en steeds meer schotelantennes, uiteraard alleen in de steden waar elektriciteit is. Terugval in heidense gewoonten, zoals rituele dansen met seksuele uitspattingen (de pesek-dans), komen ook onder christenen op het platteland voor. Het hebben van een tweede vrouw, of het plegen van overspel, komt ook voor, maar daarin treden de kerkenraden rigoureus op met tuchtmaatregelen.
De politieke situatie is momenteel rustig, zeker vergeleken met een jaar geleden. Ds. Wabdaron: „De kerken op Papoea hebben samen verklaard dat hun gebied vredesgebied moet blijven. Dat hebben wij ook kenbaar gemaakt aan president Megawati, die bij ons vorig jaar op bezoek kwam. We willen beslist geen Atjeh of Ambon worden. Megawati heeft naar ons geluisterd, al liet zij ook doorschemeren dat de eenheid van het land ook belangrijk was. We moeten maar zien hoe onze uitspraken bij haar uitwerken.”
Is de oprukkende islam een gevaar? Ds. Wabdaron ziet twee kanten aan die zaak. „De islam is geen bedreiging, in die zin dat christenen niet massaal naar deze godsdienst overlopen. Wel is het zo dat moslims soms onze jongeren een studie aanbieden, of geld als ze een zaak willen beginnen. Zo worden ze wel blootgesteld aan het gevaar van deze godsdienst. Onze studenten zitten vaak aan de kust in de kost bij moslims. In het Papoea-gebied is ongeveer 20 procent van de bevolking moslim, waarvan 5 procent Javanen. Maar ze leven tot nu toe gelukkig in vrede met de christenen.”
De GJPI verkeert niet in een isolement. Er is een goede relatie met onder meer met de GKRI, de kerken die zijn voortgekomen uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de GKI, vergelijkbaar met de voormalige Nederlandse Hervormde Kerk. „We bezoeken elkaars synodevergaderingen en er is uitwisseling op informeel vlak.”
Yando verblijdt zich in het feit dat er zich elk jaar jongeren aanmelden voor de bijbelschool. „Want dat is toch de keuken van de kerk. Toch gebeurt het altijd weer dat enkelen afvallen en de studie niet afmaken. Het aantal predikanten is lang niet voldoende om alle gemeenten te dienen. Bovendien kunnen ook veel gemeenten geen predikant beroepen, omdat ze hem niet kunnen onderhouden.”
Van de predikanten wordt veel gevraagd. Ds. Wabdaron woont slechts twee maanden per jaar bij zijn vrouw en kinderen aan de kust. De rest van de tijd trekt hij van gemeente naar gemeente. Van de twaalf gemeenten in zijn gebied hebben er maar twee een eigen predikant.
Zijn wens voor de toekomst? Hem ontvalt het woord ”pensioen”. „Dat is niet om afstand te doen van het ambtelijk werk, want ik wil tot aan mijn dood predikant zijn. Maar mijn gezin en mijn vijf kinderen trekken. Als ik met pensioen zou kunnen gaan, dan zijn we, na al die jaren, eindelijk weer samen.”