Herziening EU-begrotingsregels belooft lastige klus te worden
Eén ding staat vast: de EU-begrotingsregels zijn erg ingewikkeld geworden. Alleen al daarom wil de Europese Commissie aanpassingen. Zij gaf deze week het startschot voor een „publieke dialoog” om meningen en adviezen te horen. Enkele vragen.
Is het echt nodig dat Brussel zich bemoeit met de begrotingen van de afzonderlijke lidstaten?
Die bevoegdheid heeft alles te maken met de euro. Een gezamenlijke munt vereist nu eenmaal dat de deelnemende landen een verstandig beleid voeren en hun economieën niet laten ontsporen. Met elkaar in de pas lopen, anders wordt het voortbestaan van de monetaire unie bedreigd. We hebben dat gezien toen Griekenland in de fout ging.
Om de noodzakelijke discipline te bevorderen is in 1997, aan de vooravond van de invoering van het gemeenschappelijk betaalmiddel, het zogeheten stabiliteits- en groeipact opgesteld. Op basis van de daarin vastgelegde afspraken oefent Brussel toezicht uit op de overheidsfinanciën.
Wat houden de spelregels op dit terrein in?
De oorspronkelijke voorschriften zijn simpel: het begrotingstekort mag niet de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) overschrijden, voor de staatsschuld ligt de grens bij 60 procent. Door de jaren heen zijn er echter tal van detailleringen aangebracht, vooral uitzonderingsbepalingen. Zo gebeurde dat in 2003 en 2004 toen Duitsland en Frankrijk zich niet hielden aan de norm voor het tekort. Het geheel is nu erg complex en weinig transparant.
Inmiddels houdt Brussel via een jaarlijkse cyclus de vinger aan de pols bij de budgettaire plannen van de lidstaten. Constateert de Commissie onvenwichtigheden binnen een economie, dan krijgt de betrokken regering aanbevelingen voor bijstellingen.
Hoe heeft het stabiliteitspact tot dusver gefunctioneerd?
De regels zijn vaak en door veel landen geschonden. Als de conjunctuur afzwakt en zeker in de situatie van een crisis, zoals na 2008, stijgen tekorten en schulden snel. Toch zijn er nooit, als ultieme sanctie, boetes opgelegd. De Commissie zoekt altijd het overleg en probeert met de ‘boosdoener’ een vergelijk te bereiken. Meestal worden er dan afspraken gemaakt over hoe en op welke termijn correcties zullen worden gerealiseerd.
Ondanks de overtredingen heeft deze aanpak een disciplinerende invloed. De lidstaten zijn er zich immers van bewust dat Brussel meekijkt, zij voelen altijd de druk van die zijde; en dat werkt.
Waarom wordt er nu gepraat over aanpassingen?
Alle partijen zijn voorstander van vereenvoudiging. Dat bleek in september tijdens een vergadering van de ministers van Financiën. Verder ervaren sommige landen het regime als te knellend; dat is overigens niet nieuw. Zij vinden dat zij ruimte moeten hebben om met extra uitgaven de groei te stimuleren en om meer te investeren ten behoeve van bijvoorbeeld het klimaatbeleid.
Wat kunnen we de komende tijd verwachten?
Het wordt een moeizaam proces. Veelzeggend is dat de primair verantwoordelijke Eurocommissarissen Valdis Dombrovskis en Paolo Gentiloni kiezen voor eerst een dialoog met onder andere nationale parlementen, werkgevers en vakbonden, de ECB en wetenschappers. Ze geven daarmee aan dat ze zelf niet goed weten welke kant het op moet; niet vreemd, de tegenstellingen zijn groot. Zij beloven eind dit jaar met „verdere stappen” te komen.
Daarna beginnen de onderhandelingen tussen de regeringen en die zullen pittig zijn. Noordelijke lidstaten als Nederland en Duitsland hechten traditioneel zeer aan begrotingsdiscipline, eisen strenge handhaving. Zuidelijke partners als Italië wensen juist versoepeling. Niet voor niets is het ingewikkeld geworden: door compromissen die zijn gesloten om de telkens terugkerende meningsverschillen te overbruggen.