Halsema: gemeente heeft terecht gehandeld in zaak Haga Lyceum
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema blijft achter de handelswijze staan van het stadsbestuur in de zaak rond het omstreden Cornelius Haga Lyceum. Ze zei dit tegen de gemeenteraad na vragen van diverse partijen na een recente uitspraak van de rechtbank, die oordeelde dat onderwijsminister Arie Slob ten onrechte het bestuur van de islamitische middelbare school heeft gedwongen op te stappen.
Halsema zegt dat is gekeken of de gemeente op de juiste manier heeft gehandeld, nadat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) vorig jaar aan de bel trok na een bericht van inlichtingendienst AIVD. Die waarschuwde dat de schoolleiding banden zou hebben met extremistische figuren. De gemeente zocht daarop contact met de ouders van de leerlingen en ontbood het schoolbestuur op het stadhuis. Daarop schaarde de hele gemeenteraad zich achter de oproep aan de leiding om op te stappen, blikte Halsema terug.
De burgemeester ziet niet hoe dit anders had gemoeten en noemt het van groot belang ouders te informeren over de school. „Zodat ze over alle informatie beschikken om de juiste keus voor hun kind te maken. Ik vind het van groot belang dat ze dan ook de minder prettige informatie hebben.”
Ze benadrukte verder dat de intentie van het stadsbestuur juist was, namelijk „ervoor zorgen dat alle kinderen in de stad goed onderwijs krijgen”. „Er waren ernstige twijfels over het functioneren van het bestuur en die zijn bevestigd door de rechter”. Volgens haar is het niet aan het lokale bestuur om berichten van de AIVD te wantrouwen, ook al heeft de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) dan wel geoordeeld dat er fouten zijn gemaakt maar ook gezegd dat er terecht is gewaarschuwd.
Van het normaliseren van de verhoudingen is geen sprake, omdat er nog geen sprake is van een normale situatie, herhaalde Halsema de woorden van de onderwijswethouder. „Ik sta open voor ouders en leden in de islamitische gemeenschap die zich hierover unheimisch voelen.”