Opinie

Geen gevecht tegen windmolens

De kerk wil in alles relevant zijn, maar waartoe zij geroepen is, de verkondiging van het enig echt relevante: dat God in Christus is gekomen en doden levend maakt, raakt op de achtergrond stelde prof. dr. A. van de Beek dinsdag op deze pagina. Prof. dr. J. Hoek is dat met hem eens, maar nuanceert het artikel op een aantal punten.

3 September 2004 22:26Gewijzigd op 14 November 2020 01:36
„De kerk van Jezus Christus moet de huidige cultuur ontmaskeren in haar ten diepste goddeloze, antichristelijke karakter. Bovendien moet de bruid op haar Bruidegom lijken in diepe bewogenheid met de nood van de wereld!” Foto RD
„De kerk van Jezus Christus moet de huidige cultuur ontmaskeren in haar ten diepste goddeloze, antichristelijke karakter. Bovendien moet de bruid op haar Bruidegom lijken in diepe bewogenheid met de nood van de wereld!” Foto RD

Prof. dr. A. van de Beek heeft de bazuin aan de mond gezet en zich uitgesproken in profetische bewogenheid. „Als de kerk de bruid van Christus is, zal ze allereerst voor Hem aantrekkelijk moeten zijn.” Zij leeft immers op weg naar de trouwdag en op die grote dag is alleen Zijn mening, Zijn oordeel van belang. De kerk moet zich allereerst en steeds weer de vraag stellen of zij is wie Christus wil dat zij zal zijn.

Wanneer zij zich uitlevert aan de cultuur, is zij op een gevaarlijke wijze aan het flirten en bedrijft ze maar al te gauw hoererij. Haar keuzes moeten gestuurd worden door de vraag wat God wil en niet door de vraag wat haar aantrekkelijk zou maken voor de wereld.

Terecht protest
Van de Beek zet zich af tegen de opvatting dat de kerk vooral relevant moet zijn in de maatschappij en voor vol aangezien moet worden in de cultuur. Ik begrijp helemaal wat hij bedoelt wanneer ik een verslag lees van een recent in Kampen gehouden congres. Prof. dr. P. Holtrop heeft daar gesteld dat het protestantisme een beweging is om trots op te zijn. Waarom?

Protestanten hebben een bijdrage geleverd aan het ontstaan van democratie en mensenrechten. Uitdagingen van het protestantisme in deze tijd ziet Holtrop vooral op politiek en sociaal-economisch terrein. Het geloof moet meer publieke betekenis krijgen, de kerk moet weer het marktplein op om haar waarden en normen aan de man te brengen. Protestanten moeten in grote discussies weer bewust spreken. Dat betekent niet dat kerkelijke waarden en normen aan anderen moeten worden opgelegd. Neen, christenen moeten meebouwen aan een gemeenschappelijke cultuur.

Dat is dus de ’aantrekkelijke kerk’ waartegen Van de Beek zo krachtig waarschuwt. Dit verlangen om weer belangrijk te zijn, is een diepe valkuil voor de kerk. Het gaat hier niet om een gevecht tegen windmolens.

De kerk van Jezus Christus moet de huidige cultuur ontmaskeren in haar ten diepste goddeloze, antichristelijke karakter. Zij zweert immers bij de menselijke autonomie en wil God verbannen naar de marge van het bestaan. Zij is wel in voor een religieus ornament, maar niet voor een gelovig fundament.

De flirtende kerk schikt zich in de haar toebedeelde rol. Zij mag bescheiden meepraten in het maatschappelijk debat. Zij wordt als verdienstelijk beschouwd wanneer ze inspeelt op de kennelijk bestaande behoefte aan ’spiritualiteit’. Ze dient dan te zorgen voor een vrijblijvend en gevarieerd aanbod, vooral vraaggestuurd en marktgericht. Wilt u een cursus Zen-meditatie, een yogatraining, een ontmoeting met een mysticus, ziet u meer in religieuze dans, of wilt u nog eens nostalgisch genieten van een traditionele kerkdienst uit de dagen van opa en oma? Het moet allemaal kunnen, zolang er maar niets verplicht en verplichtend is.

De kerkdienst moet vooral knus zijn, vriendelijk, bevestigend. In zo’n setting is Johannes 3 (zonder wedergeboorte geen ingang in het koninkrijk Gods) natuurlijk een dissonant. Preken komen neer op humanistische verhalen met een christelijk sausje. Predikanten treden op als entertainers met fraaie woordspelingen, intellectuele doordenkertjes, interessante citaten, treffende lijnen naar de actualiteit.

Maar waar blijft de gedegen uitleg van de Schrift, de bewogen bediening van de verzoening? Waar het besef dat er een rechte lijn loopt van de preekstoel naar de rechterstoel van Christus? Waarom blijven de vele hoofdstukken die gaan over Gods toorn en heiligheid een gesloten boek voor de gemeente?

Overigens wijst Van de Beek terecht aan dat de ongehoorzaamheid aan Christus ook de vorm kan aannemen van verstarring, wanneer we zweren bij inmiddels uitgeholde tradities en louter vormen om zo de eigen groep te behagen en zichzelf als degelijk te profileren. Op deze wijze, linksom of rechtsom, heeft de kerk geen toekomst.

Een bewogen bruid
Laat de kerk in trouw aan haar roeping haar pretenties opgeven en dan maar een kleine en onaanzienlijke kerk zijn. Akkoord, maar moet er niet meer gezegd worden over de roeping van de kerk in een wereld die door God ondanks alles niet losgelaten wordt?

Van de Beek spreekt zelf nadrukkelijk -en wat mij betreft zelfs te weinig onderscheidenlijk- van de algemene genade van God die zo ver reikt als de schepping. Ik zou hier verwachten dat hij de diepste nood van de wereld zou benoemen, namelijk zijn schuld en zijn verdoemelijkheid, en dat hij ook zou aangeven dat daarom de bruidskerk in bewogenheid die wereld voor haar Bruidegom zoekt te winnen door haar woord en wandel.

Ik stem in met twee kritische reacties op Van de Beeks artikel (van René van Loon en Peter van de Kamp in het Nederlands Dagblad) met de strekking dat het toch gaat om een ’aanstekelijke kerk’, die zeker kritisch in de wereld staat, maar ook openheid kent voor landingsplaatsen van de Geest die zich verrassend kunnen voordoen in de cultuur. We leven wel in een Gode vijandige wereld, maar niet in een van God verlaten wereld. We leven in een gebroken schepping en genieten toch met dankbaarheid van het vele goede dat er ondanks de zonde in de schepping is. Bovendien lijkt de bruid op haar Bruidegom in diepe bewogenheid met de nood van de wereld!

Open ontmoeting
Van de Beek spreekt veel te kort door de bocht over McGrath en de evangelicalen. Het gaat de Oxfordse theoloog niet om ’beleving’ in het algemeen, maar om beleving van het heilige en omgang met de Heilige in verbinding met het dagelijkse leven en de realiteit van deze wereld. Hier is de oerreformatorische notie van het leven coram Deo, voor het aangezicht Gods, aan de orde. De kerk is relevant waar zij werkelijk uit het geloof leeft en zo haar eigen specifieke en zelfs unieke ervaring (bevinding) inbrengt binnen een belevingscultuur. Dat betekent dat zij wel uitzendt op dezelfde zender als de eigentijdse cultuur -dat is haar roeping-, maar met een volstrekt onaangepast programma.

Ik zie veel in een pittig gesprek waarbij reformatorische en evangelische gelovigen elkaar in liefde de waarheid zeggen en kritisch bevragen. Wat mij betreft zeker over ”persoonlijk geloof” dat in individualistische beleving kan ontaarden, over een ”vrijheid van structuren” die de zegen van de ambten en in het algemeen van ordening miskent, over ”activisme” dat de afhankelijkheid van de Heilige Geest en van Gods soevereine genade vergeet. Waarbij ik als reformatorisch christen van harte kritische toetsing aanvaardt ten aanzien van verstarring, formalisme, een ambtelijk overkill die de gemeente onmondig maakt en haar charismatische ontplooiing afsnoert, valse lijdelijkheid die de bevrijdende belijdenis van de verkiezende God op tragische wijze inruilt voor een alles verlammend determinisme, en een traditionalisme dat de Schrift muilkorft.

Zulke vruchtbare ontmoetingen vinden hier en daar plaats en werpen al rijke vrucht af. Daar zit toekomstmuziek in! Van de Beek stelt ”evangelicaal” kennelijk op één lijn met neoprotestantisme dat geen bronnenlaag van erfgoed kent. Ik denk dat we in de eeuwen na de Reformatie uiteen zien gaan in reformatorisch en evangelisch wat toch gemeenschappelijke bronnen heeft via de kerkhervormers in de spiritualiteit van middeleeuwse en vroegkerkelijke gelovigen. Hier liggen kansen voor herbronning om samen met alle heiligen te drinken uit de Bron van tota Scriptura, heel de Schrift.

Naar de Maliebaan
Zo kritisch als Van de Beek is over de evangelicals, zo onkritisch is hij richting de kerk van Rome. Heeft Rome werkelijk canon, belijdenis en ambt bewaard? Is de canon niet opgenomen in en daarmee ondergeschikt gemaakt aan de voortgaande stroom van de traditie? Is het ambt bij Rome ”hoeder van de interpretatie van de Schrift”? Ook wanneer bijvoorbeeld de onbevlekte ontvangenis en de hemelvaart van Maria wordt geleerd? En is het ambt bij Rome niet dermate eenzijdig christologisch gefundeerd dat ten principale onrecht wordt gedaan aan de gemeente als tempel van de Geest en dus aan het algemeen priesterschap der gelovigen?

Moeten we echt naar de Maliebaan? Ik zou zeggen dat we het juist niet moeten zoeken bij het centrum van de hiërarchische macht (hoe innemend ook door kardinaal Simonis gerepresenteerd). Eerder zouden we ons moeten richten op die ritselingen van de Geest waaruit blijkt dat deze ook binnen de Romana zijn eigen weg gaat en voor verrassingen zorgt.

Zo is er meer te zegen bij deze ontdekkende preek van Van de Beek. Dat mag ook, want elke preek is voor kritiek vatbaar. Als dan maar wel de spits van deze preek ter harte genomen wordt. Dat is mijn oprecht verlangen. Het zou heilzaam zijn voor de christelijke kerk in Nederland.

voetnoot (u17(De auteur is docent dogmatiek aan de Christelijke Hogeschool Ede, directeur van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond ”Johannes Calvijn” en gasthoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer