Psychiater Fedia Jacobs: in dienst van de grote Goeddoener
Hij hoorde de verhalen van duizenden zwaar getraumatiseerde mensen, verhalen die hem herinneren aan de wond in zijn eigen leven. Toch bleef de Joodse psychiater Fedia Jacobs overtuigd van Gods absolute goedheid. „Hij is alles in Eén, in een volmaaktheid waaraan niets valt toe te voegen en waarvan niets is af te doen.”
Het nieuwe Sinai Centrum kreeg een plaats aan de Laan van de Helende Meesters in Amstelveen. Een treffender straatnaam is niet denkbaar voor de Joodse ggz-instelling. Achter weinig muren is zo veel gebrokenheid te vinden.
In de spreekkamer van psychiater Fedia Jacobs hangt een aangrijpend kunstwerk. Verroeste spijkers en stukken schroot die in een zware houten plank zijn gedreven. Samen vormen ze een Davidsster. „Geërfd van mijn ouders”, zegt Jacobs. Zoals altijd is hij stemmig gekleed, de kruin bedekt met een keppeltje. De ooit zwarte baard is grijs geworden. Onder zijn zwarte vest bungelen de schouwdraden die hem elk moment herinneren aan de Thora. De ogen achter de ronde brillenglazen weerspiegelen een mix van melancholie, levensleed en levensvreugde.
Wat betekent dat kunstwerk voor u?
„Het is prachtig, krachtig, triest… En duurzaam. Die stukken ijzer zijn opgevist uit een Zeeuwse haven en leven hier verder. Aan de zijde van dit kunstwerk heb ik talloze gesprekken mogen voeren, van aangezicht tot aangezicht, zoals wij nu tegenover elkaar zitten. Een enorme blootstelling aan tragiek, maar ook aan triomf.”
U hebt nooit overwogen om eens elders te gaan werken?
„Terloops. Ik heb het hier naar mijn zin en kan heel mooie dingen doen: samen met een team iets verbeteren aan het leven van mensen die verschrikkelijk zijn geraakt. De traumakliniek van het Sinai Centrum heb ik mede vorm mogen geven; dat was een prachtig project.
Je ontvangt het leven als een cadeau. Eerst moet je voor jezelf helder zien te krijgen wie je bent en wat je taak is. Dat kost de meeste mensen zo’n dertig jaar. Vervolgens probeer je een weg te vinden om dat waartoe je geschapen bent, vorm te geven. Dat lijkt mij hier prima te lukken. Toen ik begon, waren de meeste patiënten Joods. Nu richten we ons op álle groepen die zijn getraumatiseerd door wat anderen hen aandeden.”
Maakt dat het werk anders?
„Niet wezenlijk. De opgave blijft dezelfde: de gevolgen van man-made disasters, zoals oorlog, verkrachting, incest, marteling en ervaringen van het slagveld, minder kwellend maken voor deze mensen. Ik heb een antenne ontwikkeld voor de behoeften van anderen in grote nood.”
Wat deden alle gruwelverhalen met u?
„Het doet me pijn om pijn te zien, zeker als die door anderen is veroorzaakt. Dat doet ook iets met je mensbeeld. Daar staat tegenover dat ik gereedschap heb mogen ontwikkelen om ermee om te gaan. Dat begon al vroeg. Ik ben geschoold door twee door de oorlog getroffen Joodse ouders met een gedecimeerde familie. Die oorlog was altijd aanwezig: in boosheid, verdriet, incomplete rouw.
Het immense verdriet dat mijn ouders belichaamden heeft een stempel op me gezet, maar ze hebben me ook iets anders voorgeleefd. Dat is voor mij een centraal thema geworden. Ze maakten actief verbinding. In de eerste plaats met elkaar. Ze hadden een intense band, waar het gedeelde verdriet een onderdeel van was. Samen, of met ons als kinderen, bereisden ze de hele wereld. Die hebben ze als het ware omarmd; overal legden ze contacten. Daardoor kregen we omgekeerd de hele wereld in huis, dankzij de magistrale gastvrijheid van mijn moeder, daarin gesteund door mijn vader. Die stond als gedreven apotheker en klinisch chemicus aan de wieg van de Europese Vereniging van Ziekenhuisapothekers. De enorme kracht van verbinding die ik bij mijn ouders zag, hebben evenzeer een stempel op me gezet.”
Groeide u op in een orthodox Joods milieu?
„Zeker niet. Licht traditioneel, maar wel positief Joods. Eens per week stuurden mijn ouders mij naar Joodse les bij orthodoxe leraren van wie ik onder meer Hebreeuws heb geleerd. Het zaadje om later dieper te gaan, is daar gelegd. De keuze voor de orthodoxie heb ik uiteindelijk zelf gemaakt, als enige in ons gezin.”
Waarom?
„Aan het eind van de opleiding tot psychiater moet je een verplichte leertherapie volgen, om jezelf beter te leren kennen en het fenomeen therapie in de patiëntenrol te ondergaan. Ik deed dat bij een hoogleraar die was gespecialiseerd in de Rogeriaanse psychotherapie, en raakte ernstig ontregeld. Bij de aannames over mijzelf kwamen vraagtekens te staan. Daardoor heb ik zeer wezenlijke levensbesluiten genomen. Die waren al voorbereid door de opvoeding die ik ontving, de lessen van die Joodse leraren en de innerlijke band met de Joodse traditie die ik altijd heb gevoeld. Ik besloot meer zin in mijn bestaan te organiseren.”
Is bewust zin geven aan je leven kenmerkend voor het orthodoxe jodendom?
„Absoluut. Voor die tijd deed ik de dingen uit gewoonte. Met Joods Nieuwjaar at ik een appeltje met honing in de hoop dat het nieuwe jaar zoet zou zijn. Ik genoot van Pesach, maar de diepere betekenis ervan ontging me. Na een tijd van ballingschap en onderdrukking verlieten de Joden met wonderen Egypte. Bij de berg Sinai ontvingen ze de Thora. Het woord Thora betekent instructie. Je kunt bevrijd worden, maar zonder een gedragscode voor het leven word je slaaf van een andere werkelijkheid. Dat is de conclusie die ik aan het einde van mijn leertherapie trok. De veronderstellingen die ik tot die tijd had, hebben me ver gebracht, maar waren me niet betekenisvol genoeg.”
Wat is voor u de kerninhoud van de Thora?
„Instructie leidt tot wet. Het Hebreeuwse woord voor wet, halacha, heeft dezelfde grondbetekenis als gaan. De wet helpt je door het leven heen. Stapje voor stapje vromer levend ben ik onderweg.
Het leven kent vier relaties: met God, je medemens, jezelf en de Thora. Ze zijn alle vier belangrijk en moeten in balans worden gehouden. Als je vanwege een goede relatie met je medemens jezelf veronachtzaamt, volg je niet de Joodse weg. Je kunt nog zo vroom zijn in het navolgen van de regels, maar gaat dat ten koste van je naaste, dan bewandel je evenmin het goede pad. Het bewaren van het juiste evenwicht is een kunst waarmee je je leven lang bezig blijft.”
Wat betekent deze opvatting voor uw werk als psychiater?
„Ik ontmoet hier mensen vanuit de hele wereld. Ze brengen hun eigen levensbeschouwing mee: vaak areligieuze of antireligieuze uitgangspunten. Ik breng míjn opvattingen mee. Eén ding is zeker, ook die ander heeft een opdracht, een bestaansbedoeling. Anders was hij of zij er niet. In de interactie moeten we vaststellen waartoe onze ontmoeting dient en waarom onze levens enige tijd parallel lopen. Mijn taak is de ander zo veel mogelijk tot zichzelf te brengen, door hem of haar te leren kennen in de essentie van zijn of haar bestaan. In die relatie doe ik wat ik kan in overeenstemming met mijn verhouding tot het goddelijke, tot mezelf, de kring om mij heen en de leer. Dat is hard werken.”
Zijn de adviezen die u geeft direct terug te voeren op de Thora?
„Zo werkt het niet. Ik ben hier medisch specialist. Het is mijn opdracht om mijn medische kennis, samen met alle ervaring die ik opdeed, de verhalen die ik heb gehoord en de inzichten door het Joods leren samen te ballen in professioneel handelen. Van het simpel voorschrijven van een slaaptablet tot een complexe traumatherapie.”
Hebben de gesprekken met patiënten u tot een ander mens gemaakt?
„Oók die gesprekken. Je wordt in de eerste plaats gevormd door wat je privé meemaakt. Mijn eerste huwelijk is stukgelopen, een tragedie. Ik ben nu aan mijn tweede huwelijk bezig, dat zeer constructief en harmonieus is. Uit mijn eerste huwelijk heb ik drie prachtige dochters, mijn tweede vrouw bracht vier bijzondere kinderen mee. Voor die zeven kinderen mag ik een vaderrol vervullen. Dat is een voorrecht dat me is toegevallen, zoals ook dit werk me is toegevallen. En dan is er het jodendom dat me heeft gevormd, als mens en in mijn vak.”
Is dat een medisch vak, een filosofisch vak, een sociaal vak…?
„Een totaalvak, dat gaat over de mens in diens samenhangen. Als je de psychiatrie verengt, doe je het vak tekort. Daarom loopt hier ook een rabbijn rond, die voor iedereen beschikbaar is.”
Wie is God voor ú?
„Ja, wie is God…? Hoe moeten we ons de relatie met Hem voorstellen? God valt door ons niet te kennen, maar we zijn allemaal bezield en kunnen Zijn manifestatie daarom hier beneden beleven in onszelf, de ander, de plant daar achter u, de natuur. Het goddelijke is de inspirerende kracht die alles tot stand bracht en in stand houdt, van seconde tot seconde. Dat is het godsbeeld dat ik hanteer. In woorden is Hij niet te vangen, zeker niet in attributen als ”God is liefde” of ”God is strengheid”. Ook dat is een reductie. Hij is alles in Eén, in een volmaaktheid waaraan niets valt toe te voegen of is af te doen.
Wat ik heb, dank ik aan Hem. Wie geeft me het juiste woord in de mond? Wie laat me effectieve medicatie selecteren? Ik ben niet meer dan een instrument in de hand van de grote Goeddoener, en probeer in dat goeddoen op Hem te lijken. Door ondanks alle verdriet en soms onbeschrijfelijke destructie constructief in het leven te staan.”
Uw geloof in de goedheid van God wankelde nooit?
Ontroerd: „Als we ervan uitgaan dat God de absolute Weldoener is, dan moéten we accepteren wat er gebeurt. Een schoolvriendin van me is als hervormd legerpredikant op missie naar Afghanistan geweest. Ze zei tegen me: „Ik heb God daar gezocht en Hem ook gevonden.” Dat kan dus in de verschrikkelijkste omstandigheden. Zelfs in Auschwitz, al begrijp ik niet hoe. Ondanks alle beproevingen heeft God het goede met ons voor. Op grond daarvan zijn we geroepen vorm te geven aan ons leven. Dat zijn machtige uitgangspunten.”
Was u niet liever rabbijn geworden?
„Het is anders gelopen. Bovendien heb ik het heel goed in mijn huidige baan. Probeer ik na te gaan wat de bedoeling is van mijn bestaan, dan denk ik dat die wel zo’n beetje klopt met wat ik hier doe. Dat geeft me een voldaan gevoel. Ik vind het een uitdaging om het oneindig goddelijke op deze plek voelbaar te maken binnen de kaders van de Halacha. In de be-leving, het impliciet levend maken van het jodendom voor mezelf en de ander, ben ik denk ik beter dan in het expliciet uitdragen ervan.”
Toch bestudeert u intensief de Thora, de Talmoed en andere Joodse geschriften.
„Dagelijks. Mijn boekenkast is in de loop der jaren rijk gevuld geraakt en ik lééf in het Hebreeuws. Die taal is zo prachtig en gelaagd, je komt er nooit in uitgestudeerd. Het woord voor ”woord” kan ook ”ding” betekenen. Als je iets zegt, creëer je iets. In het woord ”uitnodiging” zit het woord ”tijd” verpakt. De tijd nodigt ons dus uit om die te gebruiken. We zijn hier maar even, dus we moeten aan de slag blijven. Anders missen we de bedoeling van ons bestaan en zijn we onszelf en onze opdracht ontrouw. Dat klinkt tamelijk opjagerig, vindt u niet? Toch slaap ik heel goed.”
Hoe ziet een doorsnee dag voor u er uit?
„’s Morgens sta ik vroeg op, doe ochtendgymnastiek en leer in de synagoge voor het ochtendgebed een stuk uit de Talmoed. Daardoor laat ik me inspireren en vormen. Na de dienst ga ik naar mijn werk. ’s Avonds ben ik opnieuw in de synagoge. Daarna studeer ik. Als je niet leert, ga je achteruit. De sjabbat is mijn wekelijkse spirituele hoogtepunt: een etmaal gewijd aan het Hogere en aan het gezin.”
Ziet u uit naar de komst van de Messias?
„Hij kan elk moment komen. We kunnen daar overigens zelf veel aan doen, bijvoorbeeld door menslievend en vroom te leven. Duidelijk is voor mij –en daar scheiden onze wegen– dat de Messias er nog niet is.”
Is het wachten na zo veel eeuwen nog vol te houden?
„Kennelijk, want we doen het nog steeds. Het is geen passief wachten, maar een actief bezig zijn met de dingen waartoe je je geroepen weet. U kent het begrip chassid? Dat is iemand die leeft alsof de wereld al is zoals hij zou moeten zijn. Op mijn bescheiden manier, met struikelen en opstaan, probeer ik dat te doen.”
Daarmee hoopt u de komst van de Messias te bespoedigen?
„Natuurlijk, dat is dé manier.”
Hoe stelt u zich Hem voor?
„Daar houd ik me niet zo mee bezig. Ik zie het wel als het zover is. Nu moet ik patiënten spreken, met het team overleggen, thuis de huisvrede bevorderen, mijn werk doen voor een weldadigheidsvereniging, in de synagoge mijn taak verrichten, mezelf fit houden…”
U hebt nooit de behoefte gehad om zich ook te verdiepen in het christendom?
„Er zijn raakvlakken, maar ik heb mijn handen vol aan het leiden van mijn eigen leven. En u weet net als ik dat het christendom echt een ander geloof is, onder andere door de Drie-eenheid, voor Joden een onmogelijkheid. Daarom wil ik me er niet in begeven, met alle respect voor u. Dit is míjn weg en daarop beweeg ik me met vreugde.”
Fedia Jacobs
Fedia Jacobs (1956) groeide op in Rotterdam, als jongste van drie zonen. Zijn vader, Philip Jacobs, ontkwam aan de Sjoa door in 1942 naar Engeland te vluchten; zijn moeder vluchtte naar Zwitserland.
Fedia studeerde medicijnen aan de Erasmus Universiteit en specialiseerde zich aansluitend tot psychiater. Sinds 1986 is hij verbonden aan het Joodse Sinai Centrum. In de orthodoxe Sjoel Amstelveen is hij gabbai (rechterhand van de rabbijn). Daarnaast is hij secretaris van Gachelet, een vrijwilligersorganisatie voor armenzorg, welzijn en verbreiding van de Thora.
Fedia Jacobs is gehuwd met Ajala. Hij ontving drie kinderen uit zijn eerste huwelijk, vier door zijn huidige huwelijk.