Opinie

Gekrenkt rechtsbesef in vrijbeheerzaak

De geschiedenis zal straks heel anders over de hervormde vrijbeheerzaak oordelen dan is geschied in de vonnissen van de zeer onbevredigende rechtsgang, schrijft prof. dr. W. Balke. Volgens hem gaat het volstrekt niet om een achterhoedegevecht. Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat de SoW-kerken door de weerbarstige werkelijkheid weldra gedwongen worden met geheel verschillende beheersvormen te leven, en er definitief van af zullen moeten zien alles in een uniform keurslijf te pressen, aldus de hoogleraar.

15 March 2002 16:26Gewijzigd op 13 November 2020 23:28
„Het rechtsgeding tussen het hervormde synodebestuur en de vrijbeheerkerkvoogdijen heeft in hoger beroep wel opnieuw een vonnis opgeleverd maar geen oplossing geboden. Die kan immers in een kerk der reformatie alleen langs pastorale weg gevonden worden.”
„Het rechtsgeding tussen het hervormde synodebestuur en de vrijbeheerkerkvoogdijen heeft in hoger beroep wel opnieuw een vonnis opgeleverd maar geen oplossing geboden. Die kan immers in een kerk der reformatie alleen langs pastorale weg gevonden worden.”

Het rechtsgeding tussen het hervormde synodebestuur en de vrijbeheerkerkvoogdijen heeft vorige week in hoger beroep wel opnieuw een vonnis opgeleverd, maar geen oplossing geboden. Die kan immers in een kerk der reformatie alleen langs pastorale weg gevonden worden.

De vrijbeheerkerkvoogdijen, die opkomen voor een legitiem rechtsbeginsel, gevoelen zich met reden gekrenkt in hun rechtsbesef. De wezenlijke bezwaren zijn in geen van de vonnissen en ook nu niet weerlegd. Het gerechtshof heeft gehoor gegeven aan de vordering van het synodebestuur zich te beperken tot een marginale toetsing. Dat het synodebestuur op deze wijze een geding wint, strekt hem niet tot eer. Het hof heeft nagelaten het synodebestuur ertoe te verplichten aan te tonen wanneer, waar en door wie hem het recht verleend is om in te grijpen in een civielrechtelijk vrije instantie als een vrijbeheerkerkvoogdij, die wel werkzaam is ten behoeve van de kerk maar buiten de kerkorde staat en geregeerd wordt door haar eigen wettig reglement.

Dat de synode dit recht niet had en niet heeft, is altijd terdege beseft door de opstellers van de kerkorde van 1951. Dat blijkt uit de vele stukken dienaangaande en was ook nog jaren daarna communis opinio zoals ik mij herinner uit de discussies in de Generale Commissie voor Bezwaren en Geschillen.

Men heeft in 1951 wel gekozen voor de aanpassing van de kerkvoogdij en dat ook in de kerkorde tot uitdrukking gebracht, maar er zich voor gewacht de vrijbeheerkerkvoogdijen en de zogeheten oudtoezichtkerkvoogdijen te dwingen zich aan te passen. Deze voorzichtigheid was geen tactiek. Er lagen twee redenen aan ten grondslag. Ten eerste: men besefte terdege dat de synode het recht niet had. Ten tweede: om pastorale redenen wilde men geen dwangmaatregelen treffen, zoals bijvoorbeeld het weigeren van autorisatie voor het uitbrengen van een beroep. Een dergelijke dwangmaatregel is een oneigenlijk gebruik van de kerkordelijk voorgeschreven autorisatie en ook een kerk onwaardig.

Keurslijf
In de jaren negentig is het synodebestuur er echter toe overgegaan de vrijbeheerkerkvoogdijen de pas af te snijden, eerst door kerkordewijzigingen en daarna door dwangmaatregelen. Daardoor verwijderde het synodebestuur zich steeds verder van het grondvlak en bracht het de plaatselijke gemeenten grote pastorale schade toe. Ondertussen werden leden van de kerk die vele jaren te goeder trouw en met veel inzet en liefde belangeloos de gemeenten gediend hebben, nota bene door het synodebestuur en zijn organen tot onwettigen en fraudeurs verklaard.

Het zou het synodebestuur sieren de hand in eigen boezem te steken en te erkennen: wij hebben er onverstandig aan gedaan om deze besluiten te nemen, om dit beleid te effectueren, waar geen enkel wezenlijk belang mee gediend was en is. Het is puur de uniformiteitsdrang van de regelaars en het centralisme van de kerkelijke regenten.

Het is wrang. Zelfs het hof moet vaststellen dat van financieel wanbeheer bij de vrijbeheerkerkvoogdijen niets gebleken is. Evenwel: het beheer van het synodebestuur heeft tot een puinhoop geleid wat de generale middelen betreft. De kerkorde is sinds 1951 voortdurend uitgehold in de richting van het congregationalisme, waardoor elk groepsbelang gehonoreerd werd en kerkelijke wanorde vervolgens kerkordelijk gelegitimeerd werd. Echter, men wil geen ruimte toekennen aan vrijbeheerkerkvoogdijen en kerkvoogden die te goeder trouw en wettig naar hun eigen reglementen de kerk dienen. Wat is belangrijker: het synodale beleid of de belijdenis van de kerk?

Wanneer het synodebestuur weigert terug te keren van een verkeerd en onpastoraal beleid en voortgaat op de weg van dwangmaatregelen, vrees ik het ergste. Het synodebestuur is er onmiddellijk bij om de vrijbeheerkerkvoogdijen af te houden van cassatie -echter, het vonnis van het hof vraagt om toetsing- maar weigert zijn eigen beleid ter discussie te stellen! Dat riekt naar pausdom. Zo behoort men in de kerk der reformatie niet met elkaar om te gaan. Wij (er)kennen geen hiërarchische maar een pastorale kerkorde, die op een pastorale wijze gehanteerd dient te worden.

Cassatie of niet, ik ben ervan overtuigd dat de geschiedenis straks, zoals zo vaak, heel anders over deze zaak zal oordelen dan is geschied in de vonnissen van deze zeer onbevredigende rechtsgang. Ook denk ik dat het volstrekt niet gaat om een achterhoedegevecht. Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat de SoW-kerken door de weerbarstige werkelijkheid weldra gedwongen worden met geheel verschillende beheersvormen te leven. En er definitief van af zullen moeten zien om alles in een uniform keurslijf te pressen.

De auteur was jarenlang lid van de Generale Commissie voor Bezwaren en Geschillen en publiceerde samen met dr. H. Oostenbrink-Evers de documenten rondom de nieuwe kerkorde van 1951.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer