Het is nu niet de tijd om op moederschap af te dingen
Het wordt steeds gewoner dat moeders betaald werk verrichten. Het lijkt ook nodiger dan ooit. Maar juist moeders in de gezinnen zijn nodiger dan ooit.
In snel tempo neemt het aantal gezinnen waar de moeder zich helemaal aan het moederschap wijdt af. Prof. Jan Rouwendal zegt daarover (RD 21-12): „De laatste twintig jaar zie je dat die afstand tot de maatschappij weer kleiner wordt.” Terwijl die maatschappij zich steeds verder van de Bijbel af beweegt. Toch stelt mevrouw Anneke Pons in dezelfde krant, dat er geen sprake is van secularisatie. Waarom niet? „De visie op de vrouw verandert zeker, maar dit gebeurt in duidelijke samenspraak met de eigen overtuiging.” Jawel, maar hoe vatbaar is onze overtuiging zelf voor secularisatie! Pons: „De jongere generatie leest de Bijbel evengoed, maar legt een andere nadruk.” Wij vrezen echter, dat zij de Bijbel niet béter is gaan lezen.
Eén voorbeeld. Mattheüs 25 wordt vaak aangehaald als aansporing om buitenshuis te ”woekeren met je talenten”. Dan wordt echter het wereldse spraakgebruik (talenten als dat wat je kunt) verward met het Bijbelse (talenten als dat wat aan je toe is vertrouwd). En dat in het licht van Gods Koninkrijk. Zijn dan juist kinderen niet bij uitstek de talenten van een moeder?
Prikkels
Als het er ooit op aan kwam om het moederschap op te waarderen, dan in deze tijd waarin gezinnen uiteenvallen. Aldous Huxley schetst in de roman ”Brave New World” (1932) een wereld waarin het woord ”moeder” een vloek is en kinderen in groepen worden opgevoed. Die sciencefiction wordt steeds realistischer. Tegelijk zien we dat er op kinderen steeds meer af komt. Onnoemlijke hoeveelheden prikkels en een overheid die de neiging heeft om kinderen tegen hun ouders te ‘beschermen’. Scholen worden gedrongen in de richting van mede-opvoeders die de agenda van een liberale overheid maar hebben te volgen. Dan vraagt nu weliswaar het huishouden minder tijd, maar (geestelijke) opvoeding des te meer.
En de nood is breder. Onze tijd snakt naar rust en liefde. Velen zuchten onder voortdurende druk. En zij die niet meer druk zijn, zuchten onder eenzaamheid. De samenleving valt uiteen. Is de drukte van veel vaders en moeders daar niet mede debet aan? Wat een zegen zijn in zo’n maatschappij moeders die het belang voelen van „aan hun eigen huis godzaligheid doen en de voorouders wedervergelding te doen” (1 Timotheüs 5:4).
Dat is ook wat zij beloofd hebben volgens het huwelijksformulier en het doopformulier. Het moederschap is kostbaar (het vaderschap trouwens ook). Zeker in de eerste jaren, waar ook Christine Stam-van Gent op wijst (RD 31-12). Denk aan Jochebed en Hanna. Als een moeder haar kind kan tonen wat onvoorwaardelijke liefde is (Jesaja 49:15), is dat onvervangbaar. We hebben nog nooit een volwassene gehoord die het gemist heeft dat moeder niet meer carrière gemaakt had, wél velen die het gewaardeerd hebben dat moeder er altijd voor hen was.
Echtpaar Vink noemt wel een spanningspunt (RD 24-12). Nee, niet de financiën. Hoe ingewikkeld ook, voor praktische problemen zijn praktische oplossingen, waar ook de kerkelijke gemeente een rol in kan vervullen. Het echte spanningspunt vormen de vele vacatures in zorg en onderwijs. Dit wordt ook benadrukt vanuit de RMU en VGS (RD 28-12). Als moeders zouden stoppen „zouden we een fors probleem hebben.” Herkenbaar. Er zijn heel wat moeders die de roeping van het thuisfront voelen, maar hun collega’s van school of zorginstelling niet in de steek willen laten, en daar daarom blijven werken.
Waarom wordt dit beroep op moeders gedaan? Anderen ontbreken… Speelt hier niet juist invloed van de secularisatie? Het grootste percentage werkt buitenshuis „voor voldoende afwisseling” (21-12). En middelbare scholieren wordt geleerd te vragen: „Wie ben jij? Wat kun jij? Wat maakt nou dat jij die studie kiest?” (RDMagazine, 4-1). Dit is niet de geest van zelfverloochening en dienstbaarheid. Laten reformatorische decanen hen leren vragen waar zij dienstbaar kunnen zijn. Laten christelijke vaders hun zoons ontmoedigen in de zucht naar flitsende banen en voorgaan in roepingsbesef. En mogelijk ook zélf in het onderwijs een taak gaan zien.
Diaconessen
Misschien zouden we samen ook het ongehuwd-zijn hoger mogen waarderen. In het verleden hebben duizenden diaconessen hun liefde gegeven in de zorg (RD 23-12). Niet gehinderd door de verantwoordelijkheid voor een gezin, konden zij zich wijden aan de dienst (vergelijk 1 Korinthe 7:34). Wat een voorrecht als er zúlke vrouwen zijn in zorg en onderwijs! Laten dan echter vrouwen die hun plaats ontvingen in huwelijk en gezin zien hoe hoog en onvervangbaar hun roeping daar is. Laten we de druk om bij te springen, laat staan zichzelf te ontplooien, niet op hen leggen. Geen moeder die in zelfverloochening en godzaligheid de zorg voor de kinderen op zich neemt hoeft bang te zijn dáármee haar talenten te begraven. We hebben niet minder of meer nodig dan het woord van de Heiland (Mattheus 25:21): „Over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren.”
Ds. M. van Reenen en A.M.L. van Reenen-van Dijk zijn gehuwd en vader respectievelijk moeder.