Nieuwe poging Bibi om start van strafproces te vertragen
Benjamin Netanyahu blijft uit alle macht proberen zijn leidende positie in de Israëlische politiek te behouden. Dat het parlement hem bij zijn jongste poging ter wille zal zijn, lijkt niet zo waarschijnlijk.
De Israëlische wetgeving is duidelijk: ministers en burgemeesters moeten aftreden als zij door justitie worden aangeklaagd. Maar de officiële regels zwijgen over de staatsrechtelijke verplichtingen van een zittende minister-president in zo’n geval.
Dat weet Benjamin Netanyahu als geen ander. En dus blijft hij voorlopig aan als premier – zij het dan van een demissionair kabinet, met alle beperkingen van dien. En met drie strafrechtelijke aanklachten wegens corruptie en misbruik van vertrouwen aan zijn broek.
Hoewel Netanyahu volhoudt dat hem niets strafbaars kan worden verweten, neemt hij graag het zekere voor het onzekere. En dus diende hij deze week een verzoek tot het verlenen van immuniteit van rechtsvervolging in bij de voorzitter van het Israëlische parlement.
Zo lang dat verzoek loopt, kan het proces tegen de premier niet van start gaan. Het is niet waarschijnlijk dat de Knesset de kwestie vóór de verkiezingen van 2 maart in behandeling zal nemen. Dat betekent dat Netanyahu vermoedelijk in elk geval tijdens de komende campagneperiode van een gang naar de rechter gevrijwaard blijft.
Mocht de volksvertegenwoordiging zijn verzoek toch in behandeling nemen, dan lijkt het weinig kans van slagen te hebben. Het lukte Netanyahu bij de verkiezingen van april en september vorig jaar niet een parlementaire meerderheid voor het vormen van een regering onder zijn leiding te vinden. Het ligt dan ook niet voor de hand dat hij momenteel in de Knesset voldoende steun krijgt om hem –althans tijdelijk– onschendbaarheid toe te kennen.
Vanzelfsprekend hoopt Netanyahu dat hij de komende verkiezingen zal winnen. De uitslagen van de twee vorige stemrondes geven weliswaar niet veel aanleiding voor die verwachting. Maar mocht Bibi er na de stembusgang van maart in slagen een centrumrechtse coalitie te vormen, dan hoopt hij via wetgeving een zittende premier structureel van rechtsvervolging te vrijwaren. Ook al zou hem dat lukken, dan is dat nog altijd een uitstel van ‘executie’. Want ooit zal het proces tegen Netanyahu toch van start moeten gaan.
Politiek gezien neemt Netanyahu een behoorlijk risico met zijn verzoek aan het parlement om hem onschendbaarheid te verlenen. Het sterkt de Israëlische oppositie in de gedachte dat de premier bezig is de rechtsstaat te ondermijnen. Dat verwijt kreeg de Likudpoliticus al eerder toen hij forse kritiek uitte op het optreden van justitie en de media in de affaires waarin hij is verwikkeld. Dat zal hem in de komende campagneweken ongetwijfeld parten gaan spelen.
Het levert hem ook het verwijt op dat hij niet anders is dan andere leiders in het Midden-Oosten die koste wat koste hun positie willen behouden. Het grote verschil is overigens wel dat Netanyahu binnen de grenzen van de Israëlische wet opereert en zich niet van de grove machtsmiddelen bedient die zijn collega’s in de regio doorgaans niet schuwen.
Datzelfde Israëlische juridische systeem zorgde ervoor dat zijn voorganger, Ehud Olmert, wegens corruptie achter de tralies verdween. De rechtsstaat functioneert in dat opzicht nog altijd uitstekend.