Boegbeeld Kerstencentrum zwaait af
De bedreiging van het christelijk onderwijs was voor onderwijzer Van der Garde aanleiding om schoolbegeleider te worden, al wist hij nauwelijks hoe dat moest. Na bijna veertig jaar treedt hij terug. „De bezorgdheid is niet minder geworden. Maar God is getrouw, dat hebben we steeds weer ervaren.”
Het zal vreemd zijn, het Ds. G. H. Kerstencentrum zonder drs. R. A. (Rein) van der Garde, de man van het eerste uur. Maar zijn afscheid duurt een jaar, dus de scholen kunnen eraan wennen. Zijn opvolger, de Scherpenzeelse schooldirecteur A. R. (Arno) Bronkhorst, kwam op 1 september in dienst, neemt steeds meer werk over en wordt op 1 januari de nieuwe bestuurder. Van der Garde blijft daarna nog tot 1 augustus actief als voorzitter van werkgroepen, voorzitter van de Samenwerking Christelijke Jeugdhulp (SCJ) en coördinator van de afdeling advies van de aanverwante scholenorganisatie, de VBSO. Op 2 september 2020 neemt hij afscheid, als het Kerstencentrum stilstaat bij zijn veertigjarig bestaan.
Terugblikken doet Van der Garde niet zonder aarzeling. „Het gevaar is zo groot dat je zelf in het middelpunt komt te staan. Ik werd echter gedrongen iets te vertellen van de onbegrijpelijke goedheid, liefde en trouw van de Heere in de achterliggende periode. Daartegenover staat alleen maar schuld aan mijn kant en schaamte over gemaakte fouten. In de brief aan de scholen waarin ik mijn vertrek aankondigde, heb ik geschreven: „Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat we niet vernield zijn.” Ik voeg eraan toe: Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen?”
Van Kemenade
In 1974 werd Van der Garde onderwijzer op de Ds. Abraham Hellenbroekschool in Zwijndrecht, in 1978 aan de Veenendaalse Dr. C. Steenblokschool. „Ik had me stellig voorgenomen naar de hts autotechniek in Apeldoorn te gaan. ’k Hoorde de directeur van kweekschool Felua in Ede echter voorlichting geven over het onderwijzersberoep en toen veranderde het: ineens was ik vastbesloten het onderwijs in te gaan. En dat werk heeft altijd mijn hart gehad. Je mag bijdragen aan de opvoeding van de opgroeiende generatie.”
Na zijn opleiding aan De Driestar was het studeren niet afgelopen. „Ik zag hoe onderwijsminister Van Kemenade probeerde de scholen te beïnvloeden. Hij wond er geen doekjes om: via de regionale schoolbegeleidingsdiensten wilde hij het onderwijs en uiteindelijk de samenleving in socialistische richting veranderen. Ik voelde hoe de secularisatie ons bedreigde. Voormalig Driestardirecteur P. Kuijt hield daar lezingen over, om de gereformeerde gezindte te waarschuwen. Daarom ben ik gaan studeren: ik wilde scholen bijstaan. Hoe dat moest, wist ik niet: er was geen functie of organisatie in eigen kring die daarop gericht was.”
Tropenjaren
Er was één christelijke schoolbegeleidingsdienst: de gereformeerd vrijgemaakte scholen hadden in 1972 het Gereformeerd Pedagogisch Centrum (GPC) opgericht. In 1978 kwam het protestants-christelijke Centraal Nederland tot stand. Voor het reformatorisch onderwijs ontstond in 1980 het Ds. G. H. Kerstenonderwijscentrum (KOC) en in 1981 het Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs (BGS).
Van der Garde was inmiddels voorzitter van een werkgroep die de integratie van kleuter- en lager onderwijs begeleidde. Per 1 augustus 1980 werd hij schoolbegeleider, en daarmee de enige werknemer van het Kerstencentrum. Hij testte en hielp leerlingen en adviseerde scholen, van Vriezenveen tot Terneuzen. „Het waren tropenjaren. Mijn vrouw trok bij het bestuur aan de bel: „Dit houdt mijn man niet vol.” Het was een noodsituatie: er was zo veel werk, maar er was geen tweede schoolbegeleider te vinden. Ik vergeet nooit de avond in 1985 dat Van Klinken, mijn vroegere bovenmeester op de Steenblokschool, opeens bij me thuis kwam en zei dat hij interesse in de functie had. Ik was sprakeloos.” Van Klinken kwam in dienst. Sindsdien was Van der Garde directeur; vanaf 2012 raad van bestuur.
Hectische perioden zijn er vaker geweest. „Dertien jaar geleden was ik lichamelijk aan het eind van mijn Latijn. Toen ik op een vroege morgen hier bij het KOC uit de auto stapte, zuchtte ik om hulp. Toen bemoedigde de Heere me met Psalm 31:19: Hun geeft Hij moed en krachten die hopend op Hem wachten.”
Toch subsidie
Het KOC begon zonder subsidie, want daarvoor moest een begeleidingsdienst ten minste 10.000 leerlingen onder zijn hoede hebben. „Het werk werd met collecten en giften betaald, en we zijn nooit iets tekortgekomen. Er was een enorme betrokkenheid, want men zag de gevaren die onze scholen bedreigden. Je hoopt dat er nog steeds zo veel gebed en steun voor ons werk is.”
Na een aantal jaren kwam er geld van enkele burgerlijke gemeenten waar een VBSO-school was gevestigd. „Die gemeentebesturen waren daar wettelijk niet toe verplicht. In 1987 diende minister Deetman de Wet op de onderwijsverzorging (WOV) in. Die handhaafde 10.000 leerlingen als minimum. We vroegen SGP-Kamerlid Van der Vlies een amendement in te dienen. Hij raadde het af: als het amendement wordt verworpen, zullen de gemeenten die wel subsidiëren daar wellicht mee stoppen. Toch vroegen we hem voor te stellen dat aan de wet zou worden toegevoegd: De minister, de Onderwijsraad gehoord, kan afwijken van het getalscriterium voor landelijke diensten naar richting.”
Het kost Van der Garde 32 jaar na dato geen moeite die passage uit zijn hoofd te citeren. „We zijn nooit vergeten wat er toen gebeurde: Deetman ontraadde het amendement, maar de Tweede Kamer steunde het unaniem. Om vijf uur ’s middags belde Van der Vlies; hij hijgde nog van het snelle lopen: „Er is een wonder gebeurd.” Dat zijn bijzondere momenten geweest.
Het duurde nog tot 1990, maar sindsdien werden we volledig gesubsidieerd. Intussen is dat veranderd: sinds 2008 gaat het geld voor schoolbegeleiding naar de scholen.”
Onderdak
Het KOC kreeg in 2012 een nieuwe naam: Ds. G. H. Kerstencentrum, zonder ”onderwijs”. De afkorting KOC bleef, en sinds 2017 worden de namen KOC Diensten en KOC Visie gehanteerd. Het centrum werkt voor de VBSO-scholen –het aantal groeide van 11 tot 25–, maar ook tal van andere scholen kopen diensten in. Daarnaast is er sinds 2009 een afdeling voor opvoedkundige gezinsbegeleiding. Deze afdeling Jeugd en gezin, die ook landelijk werkt, is intussen qua omzet groter dan de afdeling onderwijsadvies.
De organisatie is altijd in Veenendaal gevestigd geweest. Eerst in een kamer van de Steenblokschool, en bij Van der Garde thuis, waar zijn vrouw veel typewerk voor haar rekening nam. In 1985 vond het Kerstencentrum onderdak in een voormalige gemeenschappelijke ruimte van een flatgebouw, in 1989 in de leegstaande pastorie van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en sinds 2000 in een voormalige roomse basisschool.
Van der Garde woonde zeventien jaar in Veenendaal, maar keerde in 1995 terug naar Opheusden, zijn geboorteplaats. Daar is hij ouderling in de gereformeerde gemeente in Nederland. „Ik heb lang gezwegen over wat er in mijn binnenste omging. Nadat de Heere me stilzette, leefde ik jarenlang in benauwdheid en droefenis. De enige Naam tot zaligheid was zo verborgen voor me. Toen alle mogelijkheden van mijn kant om vrede met God te krijgen afgesneden werden en ik rechtvaardig verloren moest gaan, heeft de enige Middelaar Zich geopenbaard als Degene Die zondaren zalig maakt. Toen moest ik mezelf verfoeien vanwege het niet willen komen tot Hem. Ik besefte dat ik als onderwijzer veel over Christus had verteld, maar dat ik tot dan toe over een Onbekende had gesproken. Hij is gegeven voor doemwaardige Adamskinderen. Ik heb Hem, als een onbekeerd mens in mezelf, steeds weer nodig.”
Afhankelijkheid moest Van der Garde ook in zijn werk ervaren. „Ik moest er in die veertig jaar steeds zelf tussenuit en daar werkte ik nooit aan mee. Ik had eens een nare kwestie, buiten mijn werk. Vlak voor een bespreking daarover kwam de Heere me voor met Psalm 77:7: „’k Zal gedenken hoe voor dezen ons de Heere heeft gunst bewezen…” Ik had zo veel moed gekregen dat ik dat vers onder het autorijden zat te zingen. Er kwam echter geen uitkomst. Toen de Heere uiteindelijk onverwacht een ontknoping gaf, was dat zeer majesteitelijk. Hoe heilig en Goddelijk is Zijn handelen.”
Troost in verlies
Het echtpaar Van der Garde ontving tien kinderen. Dochter Renate overleed in oktober 2003, op 13-jarige leeftijd. Op een parkeerplaats langs de A15 botste de auto waarin ze zat op een vrachtwagen. „Mijn vrouw en ik arriveerden direct daarna op die plek. We waren radeloos. Terwijl we zo in het politiebusje moesten wachten, kwam de Heere met Zijn onbegrijpelijke liefde over. Ik kon daarna niets anders zeggen dan: De Heere is goed voor een slecht mens.”
Renate overleed enkele dagen later in het ziekenhuis in Nijmegen. „In de laatste nacht kwam de Heere me voor met Psalm 78:8: „Heilig zijn, o God, Uw wegen; Niemand spreek’ Uw hoogheid tegen…” Dat is even later door omstandigheden wel beproefd, maar de Heere ondersteunde me. Toen de behandeling werd stopgezet, mocht ik Renate overgeven in Zijn handen.
Er was getuigenis onder Gods volk dat onze dochter eeuwig bij de Heere mag zijn. Voor mezelf heeft het een paar jaar geduurd voordat de Heere dat bevestigde. Hoe diep ingrijpend het verlies van een kind ook is, het grote heil dat de Heere haar heeft bereid, geeft zo veel troost. Dan is er weleens het verlangen om eenmaal God met haar te mogen prijzen.”
Mensbeeld
De ontwikkelingen in de achterban baren Van der Garde zorgen. „De binding aan de Bijbelse beginselen is minder geworden. In de gereformeerde gezindte raken we de antithese steeds meer kwijt: wie niet voor Mij is, is tegen Mij. Peilen we in ons reformatorisch onderwijs nog wel voldoende welke seculiere en evangelische invloeden er zijn? We nemen soms klakkeloos over wat de wetenschap aandient en waarin de mens de maat der dingen is.”
Er is soms zo’n optimistisch mensbeeld, zegt de vertrekkende bestuurder. „Centraal moet staan dat de mens in Adam gevallen en doelmisser geworden is. We leven hier maar een ogenblik. Onze levensgang moet gericht zijn op de eeuwigheid en Gods Woord moet richtsnoer van ons leven zijn. Dat kan alleen door geloof dat geschonken wordt in de wedergeboorte. Het soeverein welbehagen gaat echter door de hand van Christus voort. De Heere gaat ook in onze tijd door met het bekeren van jongeren en ouderen.”