Westelijke Jordaanoever is ”Joods nationaal tehuis”
Het vestigingsrecht van de Israëli’s op de Westelijke Jordaanoever is pas ondermijnd door recente resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Met verbijstering las ik het stuk van mr. C. J. Wisse waarin hij de redenering van dr. Matthijs de Blois over de status van de Joodse landstreken Judea en Samaria wil weerleggen. Zijn centrale boodschap is dat „de Joden” aan landjepik hebben gedaan en dat de Arabieren hun onschuldige slachtoffers zijn. Zo insinueert hij dat de territoriale voorstellen voor een Joods nationaal tehuis in de landstreek Palestina waren beperkt tot minder dan de helft van het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee.
Mekka
Op basis van het mandaat over (de landstreek) Palestina dat de Volkenbond (voorloper van de VN) na de Eerste Wereldoorlog aan Groot-Brittannië toebedeelde, was Londen verplicht ”close settlement” (intensieve vestiging en bijgevolg ook de immigratie) van Joden te faciliteren in het hele mandaatgebied, inclusief het huidige Jordanië. In 1922 sloot Londen echter dat Overjordaanse voor Joodse vestiging. Oost-Palestina werd overgedragen aan de uit Mekka afkomstige hasjemitische familie waaraan Londen schatplichtig was. Dat betekende de stichting van een (eerste) Palestijns-Arabische staat. West-Palestina bleef over voor uitvoering van de belangrijkste opdracht onder het mandaat: vestiging van een Joods nationaal tehuis. Het was impliciet duidelijk dat daarmee een (Palestijns-)Joodse staat werd bedoeld. Die term treft men dan ook aan in delingsplannen van West-Palestina, zoals het Peelplan van 1936.
Onder druk van massaal en langdurig Arabisch geweld wierp Londen in de loop van het mandaat steeds meer beperkingen op tegen Joodse immigratie. Er werden ook territoriale voorstellen gelanceerd (zoals het Peelplan) die de omvang van de beoogde Joodse staat moesten beperken – een flagrante schending van de mandaatopdracht.
Nooit is trouwens een expliciete en internationaal juridisch bindende gehele of gedeeltelijke beperking ingesteld van het eerder afgegeven Joodse vestigingsrecht in het gebied ten westen van de Jordaan. Dat vestigingsrecht werd pas ondermijnd door latere resoluties van de Veiligheidsraad van de VN. Daardoor worden pas in onze tijd honderdduizenden Joden in Judea, Samaria en Jeruzalem tot illegale bewoners van die gebieden bestempeld. Wisse is kennelijk een voorvechter voor die antisemitische gedachte.
Geweldsgolf
Eind 1947 stelde de VN een tweede opdeling van Palestina voor, onmiddellijk gevolgd door een nieuwe en langdurige Arabische geweldsgolf tegen de Joden in het gebied. Desondanks werd de staat Israël uitgeroepen. Daags daarna vielen vijf Arabische landen het Joodse ministaatje binnen. Tijdens de door de Arabieren begonnen oorlog verlieten en ontvluchtten honderdduizenden Arabieren het gebied. Maar volgens Wisse waren ”de Joden” de agressors. Dat beweert hij opnieuw als hij het heeft over de Zesdaagse Oorlog van 1967. Terwijl Arabische landen volop redenen gaven om een preventieve oorlog te beginnen en Jordanië ondanks herhaald waarschuwen van de Israëli’s om zich afzijdig te houden toch de aanval koos, spreekt Wisse onterecht over een door Israël „zelf ingezette aanvalsoorlog.” Ook zijn bewering dat er internationaal consensus zou bestaan dat de Joodse dorpen en steden in Judea en Samaria volgens het internationale recht illegaal zijn, is onjuist. Dat blijkt onder andere uit de recente Amerikaanse verklaring ter zake.
Wim Kortenoeven is Midden-Oostenspecialist en was verbonden aan het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI).