De lessen van de meesters
Titel:
”Het oog van de meester”
Auteur: George Steiner
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2004; vertaald door Martine Vosmaer en Karina van Santen
ISBN 90 234 1306 7
Pagina’s: 192
Prijs: € 19,90. Voor George Steiner zijn leermeesters altijd zeer belangrijk geweest. Zijn vele boeken en essays zijn er een bewijs van hoe hij zich laat onderwijzen door voorgangers, door de eeuwenlange traditie van wetenschap en cultuurbeoefening. Nu hij 75 jaar oud is, publiceert hij een boek waarin hij vele facetten van de verhouding meester-leerling in beeld probeert te brengen: ”Het oog van de meester”.
George Steiner -niet te verwarren met Rudolf Steiner, de man van de antroposofie- heeft dezelfde inborst als de Nederlandse cultuurkenner Kees Fens. Hij is zeer belezen en is een kenner van de Europese traditie in literair, theologisch, filosofisch en algemeen cultureel opzicht. Uit het laatste boek van Kees Fens, ”Dat oude Europa” (2004), bleek met hoeveel eerbied Fens de Europese culturele traditie benadert. Allerlei schermutselingen op het Nederlandse culturele vlak blijken van geringe betekenis of op z’n minst achterhoedegevechten, als je oog hebt voor de grote Europese traditie van bijvoorbeeld theologie, literatuur en filosofie.
Hoffelijk mens
Die brede inzet is ook kenmerkend voor George Steiner. Hij bewondert en koestert niet alleen de grote denkers en dichters, maar ook zijn persoonlijke leermeesters zwaait hij altijd de lof toe die zij verdienen. Steiner is een hoffelijk mens, ook in zijn essays. Toen hij in 1959 als 30-jarig cultuurcriticus opzien baarde met zijn breedvoerige studie ”Tolstoj of Dostojevski” noemde hij in dankbaarheid de namen van Allen Tate, Isaiah Berlin, R. P. Blackmur en diverse anderen. Als bijna veertig jaar later, in 1997, Steiners autobiografie verschijnt, ”Errata. Een leven in onderzoek”, keren al die namen terug, nu in een biografische context.
Steiner vergeet zijn leermeesters niet. Wie dat wel doet, lijdt een onherstelbaar verlies - dat is een van de vele thema’s die Steiner verwerkt heeft in zijn jongste boek. Een cultuur die losraakt van het verleden, van de tradities van denken, dichten, kunst en wetenschap, verliest veel en raakt op drift. De ”lessons of the masters” -de oorspronkelijke titel van Steiners boek- legt niemand straffeloos naast zich neer. De werkelijkheid wordt platter als men de diepten die vorige generaties denkers hebben opgedolven niet ziet of niet erkent. Er valt hier natuurlijk meer te noemen aan gevolgen van traditieloze cultuur, maar alleen daarover gaat Steiners boek niet. Hij beschrijft in ”Het oog van de meester” vanuit een breed spectrum -van de klassieke oudheid tot aan vandaag- de wezenlijke aard van meesterschap, de kenmerken van de verhouding leraar-leerling, de wijze waarop kennisoverdracht plaatsvindt, maar ook de momenten waarop de rol van meester een risico inhoudt. Voorbeelden van meesters die hun leerlingen in de greep probeerden te krijgen zijn er ook; de gezagsrelatie biedt een kwade kans.
Barbarendom
Er zijn veel gezichtspunten in dit nieuwe boek. Het gaat over Plato en Socrates, Husserl, Heidegger en Hannah Arendt, Nietzsche en Schopenhauer, Dante en Vergilius en vele, vele anderen. Steiner doet maatschappelijke, culturele en andersoortige observaties, schuwt nooit vérstrekkende oordelen of voorspellingen. Die veelheid en veelkleurigheid hebben een voordeel, maar ook een nadeel. Het boek is nauwelijks op één noemer te brengen; kortweg samenvatten wat Steiners visie behelst, is onmogelijk. Zijn aanpak is niet systematisch, maar eerder vertellend, vaak spitsvondig redenerend, soms humoristisch, met onverwachte, verwarrende wendingen.
”Het oog van de meester” heeft iets weg van een losse verzameling gedachten en observaties. Tegelijk is het fascinerend -zoals altijd- om Steiner op de voet te volgen. Hij werpt een verrassend licht op vele momenten uit de cultuurgeschiedenis en tegelijk stelt hij interessante, ongemakkelijke vragen.
Natuurlijk behandelt Steiner ook kwesties die samenhangen met de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging. Hij verbleef zelf in Amerika in de oorlogsjaren, terwijl vrijwel zijn gehele familie om het leven kwam in de concentratiekampen. De vraag hoe juist het Duitse volk, dat door de eeuwen heen zo’n hoogstaande cultuur had voorgebracht, kon vervallen tot barbarendom, duikt in vrijwel elk boek van Steiner op.
Nietzsche
In de context van meester-leerling richt Steiner zijn aandacht op het veronderstelde verband tussen de nazi-ideologie en bepaalde aspecten van het denken van Nietzsche. De discussie is bekend; de gedachte aan een inhoudelijk verband tussen beide komt niet alleen voort uit denkbeelden van Nietzsche rond onder meer hardheid en de übermensch, maar werd ook gesuggereerd door het beroep dat de nazi’s deden op Nietzsches geestelijke erfenis. Steiner vindt het een kwestie van groot gewicht: „In welke mate, als het waar is, speelde Nietzsches verheerlijking van hardheid, van een toekomstige meer-dan-menselijke soort, van waarheden die ”boven goed en kwaad” stonden, een rol bij de opkomst en verspreiding van het nazisme? Hoe rechtmatig zijn de nazistische aanspraken op leerlingschap?”
Steiner wil hier niet eenvoudigweg Nietzsche de zwarte Piet toespelen, wat natuurlijk altijd hachelijk is, omdat Nietzsche ruim voordat het nazisme opkwam, stierf. Steiner: „Nietzsches mogelijk sardonische aanroeping van ”blonde beesten” biedt geen blauwdruk voor de Waffen SS. Maar geeft er wel een aura van filosofische verwachting aan.”
Geen pessimisme
In het slothoofdstuk maakt Steiner de balans op, met het oog op de toekomst. Zullen de verhoudingen tussen meester en leerling blijven bestaan, in de vorm zoals we die kennen uit de eeuwenoude Europese traditie? Steiner: „Computergebruik, informatietheorie en de alomtegenwoordigheid van het internet en het world wide web zijn veel meer dan een technologische revolutie. Ze leiden tot veranderingen in het bewustzijn, in perceptie en uitdrukking, in wederzijdse ontvankelijkheid waar we nog maar nauwelijks een notie van hebben.”
Toch is Steiner uiteindelijk niet pessimistisch. De lessen van de meesters zullen de vloedgolf van veranderingen overleven, verwacht hij, zij het in een „onvoorziene gedaante.” Begeerte naar kennis, honger naar begrip is de „beste mannen en vrouwen in het hart gegrift.” Ook de neiging tot leraarschap is een drang die niet tegen te houden is, zeker niet in het geval van Steiner zelf: „Het is een onvergelijkelijke bevrediging om de dienaar, de boodschapper van iets wezenlijks te zijn.”
Dat Steiner hiervan zelf een adembenemend voorbeeld is, heeft hij met het genoemde ”Tolstoj of Dostojevski”, maar ook met bekend geworden titels als ”Verval van het woord” (1968), ”Het verbroken contract” (1990) en ”Grammatica van de schepping” (2002) en nu ook met dit nieuwe boek ruimschoots bewezen.