Totalitarisme en de Muur
Vorige week was het dertig jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. Ik moest terugdenken aan mijn eerste bezoek aan Oost-Duitsland, in 1978. Met een groep studenten maakte ik een excursie door de DDR.
Door omstandigheden passeerde ik in mijn eentje de grens tussen West en Oost. In de trein zat een oud echtpaar, dat terugkeerde van familiebezoek. We hadden een ontspannen gesprek. Over vroeger, over zijn ‘bezoek’ aan Nederland tijdens de oorlog. Over het heden en het land waarin ze woonden, werd nauwelijks gepraat. Toen stopte de trein voor de grenscontrole. Ze rommelden in hun tassen, keken bang om zich heen. Lag er geen verkeerde krant? Was alles in orde? In een oogwenk veranderden ze in een paar gedweeë grijze muizen.
Dit was mijn eerste ontmoeting met een totalitaire staat, waarin alles ondergeschikt is aan de staatsideologie. Dat de staat alles onder controle had, werd bij elk bezoek duidelijk. Altijd was er iemand van het systeem aanwezig ter controle. Altijd waren mensen op hun hoede, bang om te zeggen wat ze op hun hart hadden, bang om afgeluisterd te worden.
In feite stond de staat op instorten. Elf jaar later was de Muur gevallen en zaten de communisten in het verdachtenbankje. Gelukkig is het communisme uit Europa verdwenen. Wie gelooft er nog in de socialistische heilstaat? Overal heerst nu democratie.
Het is de vraag of daarmee het totalitarisme uitgestorven is. Zeker, wij kennen geen muren die scheiding maken, geen regering die onderdanen letterlijk volgt. Toch vertoont onze samenleving terdege kenmerken van de totalitaire staat. Omdat de vrijheid van denken en zeggen in het geding is. De nieuwe staatsideologie is die van de gelijkheid. Iedereen verdient respect. Niet alleen wat betreft zijn persoon, maar ook wat betreft zijn opvattingen. Daardoor mag je alleen denken, geloven en uitdragen wat niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Daardoor wordt de vrijheid van meningsuiting ingeperkt. Zo komt er feitelijk een muur te staan om mensen die vasthouden aan de absolute waarheden van de Bijbel en deze stellen boven het gelijkheidsbeginsel, omdat ze hun mond niet kunnen houden over wat God ons leert. Die mensen krijgen het moeilijk. Ze lopen daarom ook het gevaar in de loop van de tijd te veranderen. Van persoonlijkheden die staan voor hun overtuiging en deze waardig uitdragen in fletse niemendalletjes, die schimmig onderduiken in de anonimiteit. Die geen afstand willen doen van God en Zijn Woord, maar zichzelf er niet voor over hebben om Hem publiek te belijden.
De Muur en het echtpaar zijn een waarschuwing voor ons. Mogelijk wordt de vrijheid ons meer en meer afgenomen. Dat zij dan zo. Als we staan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, dan is het uiteindelijk in welk systeem dan ook vol te houden. Die vrijheid is echter nooit een vrijbrief om te zwijgen, maar juist een reden om te spreken.
De Muur is ook een bemoediging. Jarenlang stond hij er, teken van een onverzettelijk regime. Maar na slechts dertig jaar is er vrijwel niets meer te vinden wat aan het communisme herinnert. Aardse staten en opvattingen verdwijnen. Maar Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Dat geloof is niet totalitair, wel radicaal. Niet gericht op controle, maar op behoud. Niet gefundeerd op macht, maar op liefde. Liefde, waar elke muur op stuk loopt. Om het met een oud lied te zeggen: „Die hoop moet al ons leed verzachten…”